Les 2 - de persoon

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 1

Les 2 en 3

Eenvoudige basisgrammatica

Waarover ging les 1?

Hoeveel woorden?
De leerlingen hebben de lift in de gang nog niet gezien.

Hoeveel letters?
wiskundetoets

Welk woord komt het eerst in het alfabet?

1. appel
2. aardbei
3. ammandel
4. achter

De persoon

De docent staat voor het bord.

Wie staat voor het bord? de docent

De docent staat - hij staat 

De persoon

De docent staat voor het bord.

Wie staat voor het bord? de docent

De docent staat - hij staat 

hij staat:

hij is de persoon

staat is het werkwoord

De persoon

ik sta

jij staat

zij staat

hij staat 

hij staat:

hij is de persoon

staat is het werkwoord

Dit is een jongen. ... heet Kareem.

1. ik
2. jij
3. hij
4. zij

Dat is een meisje. ... heet Aïsha.

1. Ik
2. jij
3. hij
4. zij

Wat is geen persoonswoord?

1. ik
2. jij
3. zij
4. die

les 3 - zinnen maken (1)

Hoe maak je een zin?

De docent staat voor de klas.

waar staat de docent? Voor de klas 

Wie? de docent

Wat? staat

Waar? voor de klas

Hoe maak je een zin?

wie/doet/ (wat/waar/hoe)

U/ blijft/ hier. 

Zij/ wacht/ op de bus.

De kinderen/ spelen/ buiten. 

Zij/ maken/ een sneeuwpop. 

Belangrijk!!!

De docent staat voor de klas.

D= ?

. = ?

Belangrijk!!!

De docent staat voor de klas.

D= hoofdletter

. = punt 

Wie/doet/wat 

ik/ga/naar huis. 

Wie/ doet/ (wat / waar / hoe)
in de klas/ andreea en ilinca / zitten

Wie/ doet/ (wat / waar / hoe)
staat / in de lift / mevrouw mertens

Oefenen!

Lees pagina 13 en 14. Maak oefening 5, 6 en 7.

Klaar? Lees pagina 17 en 18. Maak oefening 8. 

Klaar? hzs-digitaal.nl 

hij/zij
Egor zit op de bank. ... kijkt televisie.

hij/zij
Maria heeft honger. ... eet een ijsje.

naar muziek / julia / luistert

fietsen / lucas en jeff / naar school

Ik vind deze les

😒🙁😐🙂😃