NASK Hfdst 8 Par X Lesjaar 2 KGT les herhaal SO Lesson-up

1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Waardoor ontstaat geluid?
A
alleen door trillingen
B
alleen door je stembanden
C
alleen door luidsprekers
D
alleen door het trommelvlies in je oor

Slide 5 - Quiz

Welke van onderstaande voorbeelden is GEEN geluidsbron.
A
een radio die aan staat
B
een pratende man
C
een snaar van een gitaar
D
een draaiende boormachine

Slide 6 - Quiz

Als een luidspreker geluid geeft, beweegt de conus van de luidspreker snel heen en weer. Daardoor ontstaan drukverschillen in de lucht.
Wat gebeurt er met de lucht bij de conus, als de conus naar buiten beweegt?
A
De lucht wordt 'verdund'
B
De lucht wordt samengedrukt

Slide 7 - Quiz

wat is de snelheid van het geluid in lucht?

A
340 m/s
B
340 km/h
C
1000 km/h
D
1224 m/s

Slide 8 - Quiz

Voordat je een geluid daadwerkelijk hoort, moeten er in je oor een aantal stappen achter elkaar plaatsvinden. Zet de volgende stappen in de juiste volgorde.
1
5
2
3
4
6
Een geluidsbron produceert een geluid.
De luchtdruk buiten je oor verandert.
Je trommelvlies gaat trillen.
Zintuigcellen nemen de beweging waar.
De hersenen ontvangen het signaal.
Je bent je bewust van het geluid: je hoort het geluid.

Slide 9 - Question de remorquage

Je kijkt in de verte naar een heistelling, je ziet het heiblok neerkomen en 1,2 seconde later hoor je de klap. Laat met een berekening zien op welke afstand je van de heistelling staat.

Slide 10 - Question ouverte

Welk instrument maakt de hoogte tonen?
A
viool
B
altviool
C
cello
D
contrabas

Slide 11 - Quiz

Hoeveel trillingen tel je hier?
A
4
B
5
C
10
D
12

Slide 12 - Quiz

hoge frequentie
lage frequentie

Slide 13 - Question de remorquage

Wat is de
trillingstijd bij de afbeelding hiernaast?
A
0,2 seconde
B
5 seconde
C
0,02 seconde
D
0,5 seconde

Slide 14 - Quiz

Wat betekent frequentie?
A
Hoe hard het trilt
B
Aantal trillingen per seconde
C
Hoe hoog de toon is
D
Hoe laag te toon is

Slide 15 - Quiz

Frequentie is hetzelfde als?
A
amplitude
B
trilling
C
toonhoogte
D
trillingstijd

Slide 16 - Quiz

Stel de frequentie is 100Hz, dat zijn 100 trillingen per seconde. Hoe lang duurt dan 1 trilling?
A
100 seconden
B
0,1
C
0,01 seconden
D
10

Slide 17 - Quiz

Ik heb een trillingstijd van 0,05 s. Hoe groot is mijn frequentie dan?
A
2 Hz
B
50 Hz
C
0,02 Hz
D
20 Hz

Slide 18 - Quiz

Frequentie bereken je door?
A
Frequentie = trillingstijd / 1
B
Frequentie = trillingstijd x 1
C
Frequentie = 1 / trillingstijd
D
Frequentie = 1 x trillingstijd

Slide 19 - Quiz

De eenheid van frequentie is?
A
Hertz
B
Seconde
C
Decibel
D
Meter per seconde

Slide 20 - Quiz

Wat is de
frequentie van de afbeelding hiernaast?
A
50
B
5
C
0,02
D
0,5

Slide 21 - Quiz

Laat zien met een berekening wat de trillingstijd en frequentie zijn. De gehele afbeelding duurt 0,1 seconde.

Slide 22 - Question ouverte

Wat is het frequentie bereik van een hond?

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive

Welke snaar maakt de laagste tonen?
A
snaar E
B
snaar D
C
snaar G
D
snaar B

Slide 25 - Quiz

Hoeveel trillingen tel je hier?
A
4
B
5
C
10
D
12

Slide 26 - Quiz

Hoeveel trillingen tel je hier?
A
4
B
5
C
10
D
12

Slide 27 - Quiz

Wat is de frequentie in deze afbeelding?
A
100 Hz
B
200 Hz
C
400 Hz
D
800 Hz

Slide 28 - Quiz

Wat is de formule voor frequentie?

Slide 29 - Question ouverte

Laat zien met een berekening wat de trillingstijd en frequentie zijn. De gehele afbeelding duurt 0,8 seconde.

Slide 30 - Question ouverte

Laat zien met een berekening wat de trillingstijd en frequentie zijn. De gehele afbeelding duurt 0,001 seconde.

Slide 31 - Question ouverte

Reken uit wat de frequentie is en laat je berekening zien.

Slide 32 - Question ouverte

Bereken de frequentie

Slide 33 - Question ouverte

Aan de 2 uiteinden van een lange staaf ijzer staat iemand. De ene persoon geeft met een grote hamer een klap op de staaf 0,2 seconde later hoort de persoon aan de andere de klap. Hoelang is de ijzeren staaf.

Slide 34 - Question ouverte

Bij welke van hiernaast staande stoffen beweegt geluid zich het snelst?

Slide 35 - Question ouverte

In 3 verschillende buizen van elk 300 meter zitten 3 verschillende gassen.
Het geluid van buis 1 doet er 1,16 seconde over om bij het einde te komen. In buis 2 zit methaan
Het geluid van buis 3 is het laatst te horen.
A) Welke stof zit er in buis 1?
B) Hoelang duurt het voordat je het geluid uit buis 2 hoort?
C) Welke stof zit er in buis 3?

Slide 36 - Question ouverte