Clase 6. Unidad 4 Gramática/Destrezas

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

¡Bienvenidos chicos y chicas!

Empezamos en....

Jueves, 22 de septiembre de 2022

¿Qué vamos a hacer hoy?

1. SomToday
2. Objetivos unidad 4
   
3. Repasamos la gramática de la unidad 4. 
4. Seguimos  con la unidad 4. 
   
5. ¡A trabajar!
6. Final de la clase. ¿Qué has aprendido hoy?
   

Aan het einde van dit hoofdstuk:

Leerdoelen

• Ik kan mijn mening geven.
• ik kan naar iemands mening vragen.
• ik kan dingen/mensen vergelijken.
• ik kan praten over mijn schoolleven (ruimtes/mijn klas/onderwijs).
• ik kan een klasgenoot interviewen over zijn leven.

Aan het einde van dit hoofdstuk:

Succescriteria's

• Ik kan regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de imperfecto vervoegen.
• Ik ken de signaalwoorden die bij de imperfecto horen.
  
• Ik weet hoe ik vergelijkingen moet maken in het Spaans. (lessonUp + blz 51 tb)
• Ik kan mijn biografie opschrijven
  
• Ik ken alle woorden van de woordenlijst unidad 3+4
  
• Ik kan minimaal 10 goede vragen formuleren om informatie over iemands leven te achterhalen.
  

Regelmatige en onregelmatige werkwoorden (imperfecto)

Unidad 4 Gramática deel II

- De vergrotende trap   

                         ¿Qué sabes ya?

De vergrotende trap

Met een bijvoeglijk naamwoord                      más                                         

                                                                     Julia es   menos       alta                que                           Pablo

                                                                                        tan                                      como

"Mi hermano es más alto que mi padre."

"La chaqueta es menos cara que el pantalón".

"María es tan alta como Susana."

De vergrotende trap

Met een werkwoord                                                          más                                         

                                                   Julia estudia                      menos                          que                           Pablo

                                                                                                    tanto                             como

" Mi hermano habla más  que mi padre."

" Juan estudia menos que María".

" María lee tanto como Susana."

De vergrotende trap

Mayor y menor gebruik je in het bizonder voor leeftijd en voor hoeveelheden.

Als je het over afmetingen hebt, gebruik je más grande en más pequeña

"Julia es mayor que David." (leeftijd)

"Mi habitación es más grande que la tuya". (Afmeting)

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Un coche es más caro que una bicicleta"

De vergrotende trap.Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Canadá es más grande que España"

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Cristiano Ronaldo es mejor que Messi."

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Spaans:

Pedro is net zo lang als Paco.

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Spaans:

"Julia studeert meer dan María."

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Spaans:

"Eva is ouder dan Lucía"

Verplichte opdrachten:

TB U4 gramática 

opdracht 4+6 

TB U4 destrezas 

opdracht 4 t/m 7

Si terminas/Als je klaar bent?

Vocabulario unidad 4 leren

Frases claves unidad 4 leren

Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)

WB U4 Gramática 

opdrachten 2-4-7-8-9

¿Cómo has trabajado hoy en clase?

😒🙁😐🙂😃

0