5.1 licht schaduw en spiegels

• Natuurkunde
• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 3

5.1  Licht,schaduw  en spiegels

1 Op tafel brandt een kaars.
Deze kaars is een:
A diffuse lichtbron.

1. diffuse lichtbron
2. directe lichtbron.
3. geabsorbeerde lichtbron
4. indirecte lichtbron

2 Je wilt de schaduw van een voorwerp tekenen.
Waar teken je de schaduw?

1. tussen de hoek van inval en de hoek van terugkaatsing
2. tussen de randstralen
3. tussen het voorwerp en de lichtbron
4. tussen het voorwerp en de normaal

3 Een lichtstraal wordt teruggekaatst door een spiegel.
Bij spiegelende terugkaatsing is de hoek van inval:

1. groter dan de hoek van terugkaatsing.
2. even groot als de hoek van terugkaatsing
3. kleiner dan de hoek van terugkaatsing.
4. groter dan de hoek van terugkaatsing, bij hoeken kleiner dan 90°.

4 In de spiegel zie je het spiegelbeeld van een voorwerp.
Dit spiegelbeeld is een:

1. diffuus beeld.
2. indirect beeld.
3. normaal beeld.
4. virtueel beeld.

5 In een spiegel zie je een deel van de omgeving.
Het gebied dat je in een spiegel ziet, noem je:

1. de dode hoek.
2. het gebied van terugkaatsing.
3. het virtuele veld.
4. het gezichtsveld.

6 Om een teruggekaatste lichtstraal te tekenen, moet je een aantal lijnen tekenen.
De lijn die loodrecht op de spiegel staat, noem je:

1. de randstraal.
2. de lichtstraal.
3. de normaal.
4. de spiegelstraal.

7 Vul in:
a Een voorwerp dat zelf licht geeft, noem je een .......... lichtbron.
b Een voorwerp dat licht naar je ogen weerkaatst, noem je een ........... lichtbron.

8 In figuur 1 is getekend hoe een lichtstraal door een spiegel wordt teruggekaatst.

a Hoe heet de stippellijn?

b Hoe heet hoek a?

c Hoe heet hoek b?

9 Spiegels kaatsen het licht dat erop valt, spiegelend terug.
a Wat is het verschil tussen spiegelende en diffuse terugkaatsing?

9 Spiegels kaatsen het licht dat erop valt, spiegelend terug.
b Een spiegelbeeld is een virtueel beeld.
Wat betekent ‘virtueel’?

9 Spiegels kaatsen het licht dat erop valt, spiegelend terug.
c Wat wordt bedoeld met ‘gezichtsveld van een spiegel’?

10 In figuur 2 zie je een schaduw op de vloer en de wand (de dikke lijn). Deze schaduw

ontstaat, omdat zich achter de man een lamp bevindt.

Waar is de lamp?

A op plaats A                         D op plaats D

B op plaats B                         E op plaats E

C op plaats C  

11 Jan loopt op een mooie zomerdag langs een muurtje (figuur 3a). De zon schijnt.
De tekenaar heeft één lichtstraal getekend om aan te geven uit welke richting het
zonlicht komt.
a Teken in figuur 3a de schaduw van de muur.

b Kan Jan de hond achter de muur zien?
c Ligt de hond in de schaduw van de muur?

d ’s Nachts loopt Jan weer langs de muur (figuur 3b). Het enige licht komt nu van een straatlantaarn. De hond ligt er nog steeds.
Teken in figuur 3b de schaduw van de muur.

e Ligt de hond nu in de schaduw?

12 Bekijk de fietser in figuur 4.
a Is de fietser een directe lichtbron?

12 Bekijk de fietser in figuur 4.
b Wanneer wordt de fietser een indirecte lichtbron?

12 Bekijk de fietser in figuur 4.
c Automobilisten kunnen de fietser beter zien, als hij lichte kleding draagt.
Leg uit hoe dat komt.

12 Bekijk de fietser in figuur 4.
d Wat gebeurt er met licht dat op donkere kleding valt?

12 Bekijk de fietser in figuur 4.
e Waardoor geven de reflectiestrepen extra veiligheid?