G6 Ec - 9&10

Economie G6
Les 5&6
Verder met Economische Crisis


1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Economie G6
Les 5&6
Verder met Economische Crisis


Slide 1 - Diapositive

Voorspelbaar gedrag?
Hoe gaan we dat doen, ik hier, jullie daar?! 

Iedereen heeft eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Ik verwacht dat je camera werkt en dat je ook oordopes/headsetje hebt. 

Ik zal veelal LessonUp gebruiken, in combinatie met een tweetal Google Meet's (1 klassikaal met iedereen, 1 voor aparte uitleg/overleg). Standaard regel bij deelname: camera aan, geluid aan (oordopjes/headset), microfoon uit. 

Maak van je hart geen moordkuil, niet blij? Voel je vrij dit met me te bespreken: w.vanderkamp@cgu.nl 

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Na vandaag, 

- Weten hoe verschillende economen tegen marktwerking aankijken en hoe het fout kan gaan.

- Weten wat conjunctuur is en hoe je de indicatoren daarvan kunt herkennen

Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • LessonUp -> inloggen op account
  • Lekker de lek: Prinsjesdag
  • Conjunctuur




  • Vrijdag geen les: wel planner volgen!
  • Leerdoelen check



Slide 3 - Diapositive

Wie is er? (voor starttaak)
Je blijft in de Google Meet tijdens de les.
Standaard afspraak, je neemt deel met camera aan, geluid aan (via oordopjes/headset) en microfoon gedempt. (Microfoon zet je aan op verzoek). 

Als je tijdens de les apart wil overleggen/uitleg wil met mij, dan kom je in aparte Meet.

Slide 4 - Diapositive

Maken opgave
Even rustig binnen komen: 
inloggen in LearnBeat, lees 1/2 en maak 2A van "Crisis bestrijding" van economische crisis -> 1.1 de grote recessie -> C 

(s.v.p. eerst deze, wil 'm bespreken)

(al gedaan? HW deze week C/D van 1.1  De grote recessie)


timer
7:00

Slide 5 - Diapositive

Wanneer wordt de gouden koets gebruikt?
A
Bevrijdingsdag
B
Koningsdag
C
Prinsjesdag

Slide 6 - Quiz

Prinsjesdag valt altijd op
A
de derde dinsdag van september
B
de tweede dinsdag van september

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

- Aanbodoverschot                                                                                                                        
- Vraagoverschot                                                                                                                            
- Marktmechanisme/                                                                                                                     
onzichtbare hand                                                                                                                         
- Marktevenwicht                                                                                                                       
                                                                                                                        
                                                                                                                          

Slide 9 - Diapositive

Wie is er ?
Je blijft in de Google Meet tijdens de les.
Standaard afspraak, je neemt deel met camera aan, geluid aan (via oordopjes/headset) en microfoon gedempt. (Microfoon zet je aan op verzoek). 

Als je tijdens de les apart wil overleggen/uitleg wil met mij, dan kom je in aparte Meet.

Slide 10 - Diapositive

De effectieve vraag: de bestedingen

We bedoelen met ‘de groei van de economie’ de groei van de ........ en dus het ........

Op korte termijn wordt de groei van de productie bepaald door de ........ Een producent wil in principe net zoveel aanbieden als er gevraagd wordt. De effectieve vraag in de economie wordt bepaald door de bestedingen:

EV = ........................ 

Slide 11 - Diapositive

De effectieve vraag: de bestedingen

We bedoelen met ‘de groei van de economie’ de groei van de productie en dus het reële nationaal inkomen.

Op korte termijn wordt de groei van de productie bepaald door de effectieve vraag. Een producent wil in principe net zoveel aanbieden als er gevraagd wordt. De effectieve vraag in de economie wordt bepaald door de bestedingen:

EV = C + I + O + E - M 

Slide 12 - Diapositive

De conjunctuurbeweging

De effectieve vraag kan dalen of stijgen; hierdoor ontstaat een .............................................................................. .


De gemiddelde groei van de economie op lange termijn (vooral bepaalt door de groei van de productiecapaciteit) is de ......................................... .

Slide 13 - Diapositive

De conjunctuurbeweging

De effectieve vraag kan dalen of stijgen; hierdoor ontstaat een conjunctuurbeweging.


De gemiddelde groei van de economie op lange termijn (vooral bepaalt door de groei van de productiecapaciteit) is de trend.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Recessie & depressie

De groei van de effectieve vraag kan ook negatief worden.


Als de groei twee kwartalen of langere achtereen een negatieve groei vertoont, spreken we van een recessie.


Een langdurige recessie heet een depressie.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Over- & onderbesteding

In een hoogconjunctuur zie je vaak dat de effectieve vraag de productiecapaciteit overtreft. We spreken van ..................................................................... .


In een laagconjunctuur is de effectieve vraag kleiner dan de productiecapaciteit. Dat heet ............................................................................. .



Slide 18 - Diapositive

Over- & onderbesteding

In een hoogconjunctuur zie je vaak dat de effectieve vraag de productiecapaciteit overtreft. We spreken van overbesteding.


In een laagconjunctuur is de effectieve vraag kleiner dan de productiecapaciteit. Dat heet onderbesteding.



Slide 19 - Diapositive

Oorzaken van de conjunctuurbeweging

De conjunctuurbeweging wordt beïnvloed door factoren die de ..................................................................... beïnvloeden.


Bijvoorbeeld, de rente beïnvloedt de ....................................... en de .................................................. . Ook de vraag uit het buitenland heeft grote invloed op onze conjunctuur, via de ........................................... .

Slide 20 - Diapositive

Oorzaken van de conjunctuurbeweging

De conjunctuurbeweging wordt beïnvloed door factoren die de effectieve vraag beïnvloeden.


Bijvoorbeeld, de rente beïnvloedt de consumptie en de investeringen. Ook de vraag uit het buitenland heeft grote invloed op onze conjunctuur, via de export.

Slide 21 - Diapositive

Conjunctuurindicatoren

Er zijn procyclische en anticyclische conjunctuurindicatoren.


Procyclisch wil zeggen dat wanneer deze indicator ..................... , de kans groot is dat de conjunctuur ook een ............................................ beweging vertoont. En wanneer het slecht gaat met de conjunctuur, zal deze indicator ....................................... .

Slide 22 - Diapositive

Anticyclisch wil zeggen ‘tegen de cyclus in’, dus deze indicator zal ...................................................... als het goed gaat met de conjunctuur en andersom.

Slide 23 - Diapositive

Conjunctuurindicatoren

Er zijn procyclische en anticyclische conjunctuurindicatoren.


Procyclisch wil zeggen dat wanneer deze indicator stijgt, de kans groot is dat de conjunctuur ook een opwaartse beweging vertoont. En wanneer het slecht gaat met de conjunctuur, zal deze indicator dalen.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Vidéo

Anticyclisch wil zeggen ‘tegen de cyclus in’, dus deze indicator zal afnemen als het goed gaat met de conjunctuur en andersom.

Slide 27 - Diapositive

Een voorbeeld van een anticyclische conjunctuurindicator is:
A
werkgelegenheid
B
inflatie
C
aantal faillissementen
D
bedrijfswinsten

Slide 28 - Quiz

Procyclisch (meegaand met conjunctuur)

Bijvoorbeeld: Inkomen, aantal verkochte huizen, bedrijfswinsten, industriële productie 
Anticyclisch (gaat tegen conjunctuur in) 

Bijvoorbeeld: Werkloosheid, deze verloopt tegen de conjunctuur in. 

Slide 29 - Diapositive

Waarom stijgt het tekort van de overheid bij een daling van de conjunctuur? Geef twee oorzaken

Slide 30 - Question ouverte

Welke belegging is het meest risicovol?
A
Staatsobligatie
B
Aandeel
C
Bedrijfsobligatie
D
Opties

Slide 31 - Quiz

Een risicoavers persoon zoekt zoveel mogelijk risico's op.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Leerdoelen: check?
Leerdoelen

Slide 33 - Diapositive