Feiten, meningen en argumenten

Lezen
Pak je leesboek en ga lezen.

timer
17:00
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lezen
Pak je leesboek en ga lezen.

timer
17:00

Slide 1 - Diapositive

Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen

- je weet wat een feit is

- je weet wat een mening is

- je weet wat een argument is


Slide 2 - Diapositive

Feit/mening/argument
  1. Noem een feit 
  2. Noem een mening
  3. Noem een argument

Slide 3 - Diapositive

Schrijf een feit op over Mac Donalds.

Slide 4 - Carte mentale

Feit/mening/argument
  1. Noem een feit
  2. Noem een mening
  3. Noem een argument

Slide 5 - Diapositive

schrijf je mening over Mac Donalds

Slide 6 - Carte mentale

Feit/mening/argument
  1. Noem een feit
  2. Noem een mening
  3. Noem een argument 

Slide 7 - Diapositive

Je hebt net je mening gegeven over Mac Donalds. Vertel nu waarom je dat vindt.

Slide 8 - Carte mentale

Heb je het begrepen?

Slide 9 - Diapositive

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Op Kerstavond moet iedereen naar de kerk.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind de minions een leuke film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 14 - Quiz

staat hier een feit, mening of argument

omdat je eerst het Sinterklaasfeest moet vieren en dan pas Kerst.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quiz

Hoofdgedachte en onderwerp

Slide 18 - Diapositive

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
geldverspilling
B
energieverspilling
C
het weggooien van eten
D
de Weggooitest

Slide 19 - Quiz

Het onderwerp van een tekst.....
A
...is waar een tekst overgaat
B
...vind je in de inleiding
C
...kun je in één of een paar woorden zeggen
D
...bestaat uit deelonderwerpen

Slide 20 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
de belangrijkste zin van een alinea
B
het onderwerp van de tekst
C
een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 21 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS
C
Doden door stortbuien in China
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel

Slide 22 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit,.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 23 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
boswachter Richard
B
overnachten in het bos
C
zwervers in het bos

Slide 24 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
7-jarig jongetje
B
fietstocht op dinsdagochtend
C
jongen gewond
D
verkeerslicht kapot

Slide 25 - Quiz


Hoofdgedachte?
A
Een groepsapp kun je goed gebruiken voor je huiswerk, voor extra uitleg van opdrachten en voor opdrachten waarmee je een bonus kunt verdienen.
B
Een groepsapp kan ook nadelen hebben.
C
Je moet samen duidelijke regels afspreken over hoe en waarvoor je de app gebruikt.
D
Een groepsapp is handig voor als je iets niet snapt van de opdrachten die je thuis moet doen.

Slide 26 - Quiz


Hoofdgedachte?
A
Door alle inspanningen van de gemeente wordt Zwolle gezien als een fietsstad.
B
Door het aanleggen van fietsstraten denkt de gemeente Zwolle dat de binnenstad verkeersveiliger wordt.
C
Een fietsstraat is een straat die ingericht is als een soort fietspad waar ook auto’s op mogen rijden.
D
Door de fietsstraten zijn de belangrijke fietsroutes voor fietsers en automobilisten beter herkenbaar.

Slide 27 - Quiz


Hoofdgedachte?
A
Reclamevideo's van vloggers maken jonger volgers onder de 14 jaar dik.
B
Reclamevideo's van vloggers moeten strenger gecontroleerd worden.
C
Voor vlogs en tv-reclames over voeding moeten dezelfde regels gelden.

Slide 28 - Quiz

Een hoofdgedachte is
A
het onderwerp
B
de titel
C
het belangrijkste in 1 zin

Slide 29 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
geldverspilling
B
energieverspilling
C
het weggooien van eten
D
de Weggooitest

Slide 30 - Quiz

Bij welk verband hoort het signaalwoord:
MAAR
A
Voorbeeld
B
Opsommend
C
Tegenstellend

Slide 31 - Quiz

Ze wil gaan winkelen, omdat ze nieuwe kleren nodig heeft.
Welk tekstverband geeft het woord 'omdat' aan:
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Reden
D
Conclusie

Slide 32 - Quiz

Ik moet vandaag nog een hoop werk doen. Ten eerste moet ik mijn kamer opruimen. Ten tweede moet ik het gras maaien. Daarna moet ik boodschappen gaan doen voor het weekend.
Welk tekstverband geven de signaalwoorden: 'ten eerste, ten tweede, daarna' aan:
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Oorzaak-volg
D
Opsomming

Slide 33 - Quiz