les 5

les 5
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

les 5

Slide 1 - Diapositive

Wat is de ergste pijn die je kunt hebben?

Slide 2 - Question ouverte

Slide 3 - Vidéo

Pijn is.....
  • Wat de cliënt zegt wat het is
  • Wanneer de cliënt zegt dat het is 
  • Een onplezierige sensorische en emotionele ervaring
  • Een waarschuwing 

Slide 4 - Diapositive

Soorten pijn


  • Acute pijn = pijn die plotseling optreedt
  • Chronische pijn  = pijn die langer dan 3 - 6 maanden blijft

Slide 5 - Diapositive

  • Nociceptieve pijn = pijn door weefselbeschadiging

  • Neurologische pijn = pijn bij beschadigingen of een gestoorde functie van het zenuwstelsel

Slide 6 - Diapositive

Oorzaken
  • Beschadiging van het                            lichaam
  • Infectie
  • Tumorgroei
  • Beknelling
  • Overbelasting
  • Vermoeidheid
  • Spanning en stress

Slide 7 - Diapositive

Pijngedrag
  • Pijngedrag is cultuur gebonden
  • Mannen en vrouwen gaan anders om met pijn
  • Pijn beïnvloedt ook de omgeving van degenen die lijdt
  • Pijn kan naast een lichamelijke of psychische context ook een cultuurgebonden iets zijn

Slide 8 - Diapositive

Pijn monitoren
  • Pijnanamnese
  • VAS-score
  • Pijndagboek

Slide 9 - Diapositive

Numerieke schaal of pijn lineaal (NRS). Maar niet iedereen kan dit aangeven
Smile Analoge schaal (SAS). Is vaak gemakkelijker in te vullen

Slide 10 - Diapositive

Pijn bestrijding

  • Medicatie enteraal: via maag/darm stelsel (tablet, drank, zetpil)
  • Medicatie transdermaal: via de huid (pleisters)
  • Medicatie parenteraal: ander manier dan via het maag/darm                                                    stelsel (injectie's huid, infuus                                                                    aders, ruggeprik )

Slide 11 - Diapositive

Medicatie:

Slide 12 - Diapositive

WHO-pijnladder

Slide 13 - Diapositive

Stapsgewijze aanpak bij pijn
stap 1a: paracetamol;
stap 1b: NSAID;
stap 1c: paracetamol + NSAID;
stap 2: overstappen op of toevoegen van een zwakwerkend opioïd (bijv.                tramadol);
stap 3: overstappen op of toevoegen van een sterk werkend opioïd                        (morfine, fentanyl transdermaal)
stap 4: parenterale toediening van een opioïd (injectie, infuus, subcutaan              pomptransdermaal).

Slide 14 - Diapositive

pijn bij de GHZ

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

opdracht boek 

Slide 18 - Diapositive