Trede 1 - Leerdoel 2 - Persoonlijk voornaamwoord

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Bonjour! 

Aujourd'hui

Gesprek voeren (kennismaken)

Les nombres 0 - 20

Persoonlijk voornaamwoord 

Les buts: 

een kennismakingsgesprek voeren

tellen tot 20

persoonlijk voornaamwoord gebruiken

Conversation

• Ça va?
  
• Comment tu t'appelles?
  
• Tu habites où?
  
• Tu as quel âge?
  
• Tu as des frères et des soeurs?
  

LES NOMBRES

Sleep blauw naar rood.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

cinq

six

un

deux

trois

quatre

neuf

dix

huit

sept

Combinez les chiffres

dix-sept

vingt

quatorze

seize

onze

dix-neuf

quinze

dix-huit

douze

treize

11

12

13

15

14

16

17

18

19

20

Persoonlijk voornaamwoord

ik	je / j'
jij	tu
hij	il
zij	elle
men/we (spreektaal)	on
wij	nous
u jullie	vous
zij	ils (mannelijk) elles (vrouwelijk)

Vertaal: Hij

1. il
2. Elle
3. Je
4. Tu

Vertaal: u

1. Je
2. Tu
3. nous
4. vous

Vertaal: wij

1. J´
2. nous
3. ils
4. vous

Vertaal: Zij (vrouwelijk meervoud)

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)

Les pronoms personnels

- persoonlijk voornaamwoorden.

Je

Elles

Nous

il

Tu

Elle

Vous

ils

On

ik 

jij

hij  / zij / men

wij

jullie / u

zij

zij 

vous

je

nous

ils

il / elle / on

tu

elles

Avoir (hebben)

Je hebt het werkwoord avoir al eerder gezien. Welke zinnen met het werkwoord 'hebben' ken je al?

J'ai

Tu as

Il/elle/on a

nous avons

vous avez

ils/elles ont