2.7 en 2.8- Natuurlijke klimaatverandering - onderzoek en oorzaken

Klimaatverandering: Sleep het gevolg naar de verwachte temperatuurstoename
1 / 26
suivant
Slide 1: Question de remorquage
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Klimaatverandering: Sleep het gevolg naar de verwachte temperatuurstoename

Slide 1 - Question de remorquage

Klimaatverandering: Sleep het gevolg naar de verwachte temperatuurstoename

Slide 2 - Question de remorquage

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen en huiswerk
    Maak de stencils af met eventueel nieuwe info uit de les vandaag
    Beantwoord de hoofdvragen van 2.7 en 2.8
    Bestudeer 2.9: oorzaken van hedendaagse klimaatverandering
- Controleren of je theorie over onderzoek naar paleoklimaten hebt begrepen
- oorzaken van natuurlijke klimaatverandering begrijpen en uitleggen

Slide 4 - Diapositive

Geef een score tussen 0 en 100 voor deze stelling:
Ik heb paragraaf 2.7 en 2.8 gelezen en begrepen
0100

Slide 5 - Sondage

We gaan ervan uit dat processen die nu op aarde voorkomen ook in het verleden zo werkten. Wat is de bijpassende term?
A
Paleoklimaten
B
Actualiteitsprincipe
C
geleidelijke klimaatverandering
D
klimaatonderzoek

Slide 6 - Quiz

Als je aan de hand van boomringen onderzoek doet naar klimaten, aan welke informatie heb je dan het meest als je wat over klimaat in het verleden wil weten?
A
De grootte van de boomstam
B
Welke soort boom het is
C
Waar de boom stond
D
De dikte van de jaarringen

Slide 7 - Quiz

Wat bedoelen we met het Kwartair?
A
De afgelopen 10.000 jaar waarin mensen leefden
B
De afgelopen 50 miljoen jaar waarin de aarde afkoelde
C
De afgelopen 2,5 miljoen jaar, waarin ijstijden voorkomen
D
Een kwart van de tijd dat de aarde bestaat, waarin leven is ontstaan

Slide 8 - Quiz

Leven wij nu in een glaciaal of interglaciaal?
A
glaciaal
B
interglaciaal
C
geen van beide
D
ik heb zin in ijs

Slide 9 - Quiz

Het holoceen is een interglaciaal dat nu 11.700 jaar duurt.

Tijdens het kwartair duurden interglacialen tot nu toe tussen de 10 en 20 duizend jaar
De aarde koelt af sinds 50 miljoen jaar. Met elke periode werdt het een paar graden kouder, totdat het koud genoeg was voor ijstijden om te ontstaan

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Hoe meer sneeuw en ijs op aarde, hoe meer zonlicht er wordt teruggekaatst

Slide 15 - Diapositive

Milankovitz variabelen (zie bron 44)
veranderen per 100.000, 26.000 en 41.000 jaar. Op lange- en middellange termijn dus!

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Milankovitz variabelen veranderen de energie verdeling over de seizoenen. Er kan vervolgens een ijstijd beginnen na een koele zomer en een milde winter. Waarom?
A
De koele zomer zorgt voor minder CO2 in de atmosfeer
B
De milde winter zorgt voor minder sneeuw en dit zorgt voor zwakker albedo effect
C
Tijdens de milde winter blijven de ijskappen smelten en zal de aarde minder warmte opnemen
D
Als de sneeuw niet is gesmolten in de zomer is er een sterker albedo effect

Slide 18 - Quiz

Het warmer worden van het klimaat in de afgelopen 200 jaar kan niet zijn veroorzaakt door de Milankovitz variabelen. Waarom niet?

Slide 19 - Question ouverte

4.

Slide 20 - Diapositive

Bij een afname van de temperatuur, groeit de hoeveelheid ijs op aarde, waardoor de aarde kouder wordt. Is dit een positief of negatieve terugkoppeling?
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Geef een score tussen 0 en 100 voor deze stelling:
Ik heb de stof uit de les vandaag begrepen
0100

Slide 25 - Sondage

Wat nu?
  • Maak de stencils af met eventueel nieuwe info uit de les vandaag
  • Beantwoord de hoofdvragen van 2.7 en 2.8
  • Bestudeer 2.9: oorzaken van hedendaagse klimaatverandering

Slide 26 - Diapositive