V4 AK 2.7 t/m 2.12

Beste leerlingen van V4
In deze lessonUp neem ik jullie zelfstandig mee door de paragrafen 2.7 t/m 2.12. Als je deze LessonUp goed doorneemt en de teksten uit het boek erbij bestudeert, dan ben je goed voorbereid op je toets. 
Uiteraard mag je opdrachten maken bij de paragrafen, maar het is niet verplicht. 
Neem dit door voor de les op donderdag 13 januari!
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Beste leerlingen van V4
In deze lessonUp neem ik jullie zelfstandig mee door de paragrafen 2.7 t/m 2.12. Als je deze LessonUp goed doorneemt en de teksten uit het boek erbij bestudeert, dan ben je goed voorbereid op je toets. 
Uiteraard mag je opdrachten maken bij de paragrafen, maar het is niet verplicht. 
Neem dit door voor de les op donderdag 13 januari!

Slide 1 - Diapositive

Klimaatverandering: Sleep het gevolg naar de verwachte temperatuurstoename

Slide 2 - Question de remorquage

Wat moet je kennen en kunnen?
Paragraaf 2.7 t/m 2.10: 
  • Lees de tekst van de 3 paragrafen goed door en leer de begrippen
  • Je moet 3 manieren van klimaatonderzoek weten en kunnen beschrijven/uitleggen
  • Je kent een oorzaak voor klimaatverandering op korte, middenlange en lange termijn.
  • Je moet voorbeelden kunnen geven van een negatief en een positief terugkoppelingsmechanisme; ook moet je van een voorbeeld kunnen aangeven of het een negatief of een positief terugkoppelingsmechanisme is. 
  • Je kent de door het IPCC veronderstelde oorzaken van huidige klimaatverandering met betrekking tot broeikasgassen en landgebruik.
  • Je weet wat klimaatmodellen zijn

Slide 3 - Diapositive

Wat moet je kennen en kunnen?
Paragraaf 2.11 en 2.12
- Je kent de gevolgen voor Nederland
- Je weet welk beleid gevoerd wordt. 

Hiervoor gebruik je niet de paragrafen in je boek maar de volgende website: 

Slide 4 - Diapositive

Lees paragraaf 2.7
Leer de begrippen: 
- Actualiteitsprincipe
- Paleoklimaten
- Kwartair
- PETM
Bekijk vervolgens de volgende slides en kijk of je de vragen kunt beantwoorden

Slide 5 - Diapositive

3 manieren van klimaatonderzoek
1. Onderzoek naar jaarringen van bomen
2. Stuifmeelkorrels bekijken in oude veen- en kleilagen
3. Analyse van zuurstofisotopen in ijs of sedimenten

Slide 6 - Diapositive

2. (T) De vondsten van sediment van gletsjers en van kalksteen in de highlands van Schotland toonde aan dat
A
de temperatuur steeds hoger is geworden
B
het klimaat vooral afhangt van de breedteligging
C
het klimaat weinig veranderd is op geologische tijdschaal
D
de temperatuur hevig heeft geschommeld

Slide 7 - Quiz

4. (K) Om de klimaten van de laatste tienduizenden jaren te onderzoeken gebruiken we
A
stuifmeelkorrels, koralen en jaarringen van bomen
B
stuifmeelkorrels, diepzeesedimenten en jaarringen van bomen
C
koralen, landijs en jaarringen van bomen
D
stuifmeelkorrels, kalksteen en koralen

Slide 8 - Quiz

3. (K) Paleoklimaten zijn
A
klimaten uit het paleosteen
B
klimaten uit het pleistoceen
C
klimaten uit het verleden
D
klimaten die nog onvoldoende zijn onderzocht

Slide 9 - Quiz

6. (K) Wat gebeurde er 56 miljoen jaar geleden op klimaatgebied?
A
Sneeuwbalaarde smolt langzaam.
B
Een meteorietinslag waardoor het warmer werd.
C
Een meteorietinslag, waardoor het kouder werd.
D
Een korte zeer warme periode.

Slide 10 - Quiz

5. (K) Wat is de sneeuwbalaardehypothese?
A
De theorie dat gedurende een periode de hele aarde vergletsjerd is geweest
B
De theorie dat ook Neanderthalers al sneeuwbalgevechten hielden.
C
De theorie dat het landijs tot subtropische zones kwam
D
De theorie dat de hele aarde besneeuwd was, behalve de oceanen.

Slide 11 - Quiz

8. (K) Welke informatie geven de luchtbelletjes in het landijs over de atmosfeer in het verleden?
A
Ze hebben dezelfde temperatuur als het klimaat in het verleden.
B
Ze laten de hoeveelheid broeikasgassen zien.
C
Ze hebben aurakleuren die overeenkomen met temperatuurklassen.
D
Ze bevatten koolstofatomen die temperatuur verraden.

Slide 12 - Quiz

7. (T) Brede jaarringen duiden op:
A
een koele zomer
B
een warme lente
C
een milde winter
D
een warme zomer

Slide 13 - Quiz

9. (K) In welke twee tijdvakken leefde de mens?
A
In het Tertiair en het Kwartair
B
In het Krijt en het Kwartair
C
In het Pleistoceen en het Holoceen
D
In het Kwartair en het Holoceen

Slide 14 - Quiz

10. (I) Indirect bewijs om het klimaat in het verre verleden de reconstrueren noemen we
A
Presto-indicatoren
B
Proxy-indicatoren
C
Primula-indicatoren
D
Pergola-indicatoren

Slide 15 - Quiz

We gaan ervan uit dat processen die nu op aarde voorkomen ook in het verleden zo werkten. Wat is de bijpassende term?
A
Paleoklimaten
B
Actualiteitsprincipe
C
geleidelijke klimaatverandering
D
klimaatonderzoek

Slide 16 - Quiz

Als je aan de hand van boomringen onderzoek doet naar klimaten, aan welke informatie heb je dan het meest als je wat over klimaat in het verleden wil weten?
A
De grootte van de boomstam
B
Welke soort boom het is
C
Waar de boom stond
D
De dikte van de jaarringen

Slide 17 - Quiz

Wat bedoelen we met het Kwartair?
A
De afgelopen 10.000 jaar waarin mensen leefden
B
De afgelopen 50 miljoen jaar waarin de aarde afkoelde
C
De afgelopen 2,5 miljoen jaar, waarin ijstijden voorkomen
D
Een kwart van de tijd dat de aarde bestaat, waarin leven is ontstaan

Slide 18 - Quiz

Leven wij nu in een glaciaal of interglaciaal?
A
glaciaal
B
interglaciaal
C
geen van beide
D
ik heb zin in ijs

Slide 19 - Quiz

Het holoceen is een interglaciaal dat nu 11.700 jaar duurt.

Tijdens het kwartair duurden interglacialen tot nu toe tussen de 10 en 20 duizend jaar
De aarde koelt af sinds 50 miljoen jaar. Met elke periode werdt het een paar graden kouder, totdat het koud genoeg was voor ijstijden om te ontstaan

Slide 20 - Diapositive

Lees paragraaf 2.8
Begrippen: 
- Negatief terugkoppelingsmechanisme
- conditionele factor
- Sturende mechanismen
- Milankovic-variabelen
- positieve terugkoppelingsmechanismen
- albedo

Slide 21 - Diapositive

2.8: Oorzaken natuurlijke klimaatverandering
  • Oorzaken natuurlijke klimaatverandering op:
- Lange termijn
- Middellange termijn
- Korte termijn
  • Terugkoppelingsmechanismen: 
Positief -->  proces versterkt zichzelf
Negatief --> proces wordt afgeremd of teruggedraaid

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Positief terugkoppelingsmechanisme

Slide 26 - Diapositive

Negatief terugkoppelingsmechanisme

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

= albedo effect

Slide 30 - Diapositive

Hoe meer sneeuw en ijs op aarde, hoe meer zonlicht er wordt teruggekaatst

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Bij een afname van de temperatuur, groeit de hoeveelheid ijs op aarde, waardoor de aarde kouder wordt. Is dit een positief of negatieve terugkoppeling?
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 33 - Quiz

De vorming van kalksteen uit koolstofdioxide is een voorbeeld van:
A
een negatief terugkoppelingsmechanisme
B
een positief terugkoppelingsmechanisme

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Lees paragraaf 2.9
Lees de paragraaf en bekijk het filmpje na deze dia
Bekijk de slides en maak de vragen

Begrippen: 
- methaan                                                 - interne variabiliteit
- permafrost                                            - externevariabiliteit
-  aerosolen

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Oorzaken klimaatverandering
1. Broeikasgassen


  • CO2: verbranding fossiele brandstoffen 
  • Methaan: koeien + in permafrost
  • Waterdamp: meer verdamping

Slide 40 - Diapositive

De ontdooiing van permafrost is een voorbeeld van:
A
een negatief terugkoppelingsmechanisme
B
een voorbeeld van externe variabiliteit
C
een voorbeeld van interne variabiliteit
D
een positief terugkoppelingsmechanisme

Slide 41 - Quiz

Hoe noem je de toename van CO2 in de lucht, waardoor warmte vastgehouden wordt?
A
dampkringeffect
B
schokeffect
C
beurseffect
D
broeikaseffect

Slide 42 - Quiz

Door het versterkte
broeikaseffect
wordt het op aarde vooral:
A
Kouder
B
Warmer
C
Natter
D
Droger

Slide 43 - Quiz

Wolken
d. Meer verdamping -> meer wolken

Wolken weerkaatsen en absorberen zonlicht aan boven en onderkant. 
Gevolg lijkt te zijn dat de verwarming van de atmosfeer vermindert.

Slide 44 - Diapositive

Oorzaken klimaatverandering
2. Veranderend landgebruik
  • Verbranden regenwoud: bron CO2 uitstoot
  • Toename akkers en weilanden:    weerkaatsen zonlicht -> afkoeling houden minder vocht vast -> verdroging -> Toename aerosolen

Slide 45 - Diapositive

Waarom is het verbranden van het regenwoud een bron van CO2 uitstoot?
A
Rook zorgt voor meer wolken en dus meer absorptie van warmte
B
Het verbranden zorgt voor hitte die bijdraagt aan het broeikaseffect
C
Bij het verbranden van bos komt CO2 vrij
D
De opname van CO2 stopt door de verbranding

Slide 46 - Quiz

2. Veranderend landgebruik
a. Verbranden regenwoud: bron CO2 uitstoot 
b. Toename akkers en weilanden: 
          weerkaatsen zonlicht -> afkoeling  
          houden minder vocht vast -> verdroging -> 
c. Toename aerosolen:

Slide 47 - Diapositive

Aerosolen
Losliggende bodemdeeltjes waaien op (stof)
+
fijnstof uit (lucht)verkeer en industrie

Weerkaatsen zonlicht + absorberen warmte
Condensatie water + verkleining druppels (vallen niet)

Dus: opwarming of afkoeling, verdroging of vernatting
-> Afhankelijk van omstandigheden -> mondiaal gezien afkoeling

Slide 48 - Diapositive

3. Andere oorzaken
Beïnvloeding tussen oceaan en atmosfeer:
a. interne variabiliteit - bijv. El Niño
b. externe variabiliteit - bijv. vulkaanuitbarstingen of zonnevlekken

Slide 49 - Diapositive

Slide 50 - Diapositive

In de afbeelding op de vorige dia zie je dat er een jaarlijkse cyclus is in de ontwikkeling van CO2 concentratie. Waarom is er in september een dal?
A
De begroeiing op Hawaii in de zomer zorgt voor CO2opname
B
De begroeiing ten N van de evenaar zorgt in de zomer voor CO2opname
C
Door het ITCZ staat de zon dan loodrecht op Hawaii
D
De vulkaan Mauna Loa op Hawaii barst vaak in september uit.

Slide 51 - Quiz

Paragraaf 2.10
Lees de tekst in je boek vanaf het kopje klimaatmodellen

Begrippen:
- klimaatmodellen
- IPCC
- Projecties (versus voorspellingen)

Slide 52 - Diapositive

2.11 en 2.12
Tekst in boek hoeft niet!

Bestudeer de informatie van de website: 




Slide 53 - Diapositive