Staatsinrichting

Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting

LES 1
Nederland van 1848 tot 2000

1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 51 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting

LES 1
Nederland van 1848 tot 2000

Slide 1 - Diapositive


Wat is staatsinrichting?


Staatsinrichting is de wijze waarop de staat
zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht

Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;




Slide 2 - Diapositive

democratie/dictatuur
democratie: de bevolking kiest wie hen bestuurt 

dictatuur: er is één iemand of een klein groepje  mensen die beslist wat er gebeurt in een land 

Slide 3 - Diapositive

Wat weten jullie al?
1848

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Lesdoelen: les 1
 1. Je weet wat censuskiesrecht is en wat een parlementaire democratie is.
 
 2. Je kan in je eigen woorden uitleggen waarom Nederland in 1848 een parlementaire democratie werd.

3. Je kunt met 3 voorbeelden uitleggen hoe de macht in Nederland is verdeeld.  


Slide 6 - Diapositive

Parlementair stelsel
Voor 1848

  • Macht bij de koning
  • Koning benoemt leden van het parlement
  • Koning is verantwoordelijk voor beleid


Ik alleen beslis alles.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Deze revoluties sloegen ook over naar Nederland. Hier was op dat moment Koning Willem II de baas. Het Nederlandse volk had weinig invloed op de politiek: Koning Willem II besliste vrijwel alles. Een groep burgers - de Liberalen - vond dat er een nieuwe grondwet moest komen. Maar de koning wilde van niets weten! 




Theorie

Slide 9 - Diapositive

De grondwet
  • 1848: Veel onrust in Europa. Het volk wil meebeslissen
  • Koning Willem 2 ondertekent een nieuwe grondwet
  • Alle burgers zijn gelijk
  • Parlement en regering zijn aan de macht
  • Vrijheid van meningsuiting

Slide 10 - Diapositive

Politiek in de 19e eeuw. 
De invoering van de grondwet van 1848 was de basis voor de moderne politiek die wij nu kennen. Politieke partijen, zoals in onze tijd waren er nog niet

Verandering:
  • Absolute macht van de koning weg
  • Macht bij het parlement (1e & 2e kamer)
  • De ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering

'Ik alleen beslis alles'
_________

Slide 11 - Diapositive

De grondwetswijziging
Na 1848

  • De koning beslist niets zelf, de ministers besturen het land
  • Ministers moeten voor elke beslissing toestemming vragen aan de volksvertegenwoordiging
  • Censuskiesrecht: alleen mensen mogen stemmen die 
     een bepaald bedrag aan belasting betalen (Rijke mensen)

Slide 12 - Diapositive

Liberalen

Van het woord Liber, wat vrijheid betekent
De liberalen waren rijke mannen die wilden dat de burgers meer macht kregen en de overheid alleen zou zorgen voor orde en veiligheid

Daarvoor was er een grondwet nodig ( daar staan alle rechten en plichten van burgers en overheid in)

Slide 13 - Diapositive

Noteren  (belangrijk):
Uit angst om zijn macht te verliezen, laat koning Willem II in 1848 de liberaal Thorbecke een nieuwe grondwet schrijven: de koning levert wel zijn macht in, maar mag wel koning blijven. 

Slide 14 - Diapositive

1848
Koning Willem II wordt bang en geeft Johan Thorbecke de opdracht een nieuwe grondwet te maken.
Nederland wordt een constitutionele monarchie .
constitutie = grondwet
monarchie= land met koning

Slide 15 - Diapositive

Gevolgen 
  • Wat stond er in de nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar ( de minister krijgt altijd 'de schuld' en moet aftreden als er iets fout gaat)
  2. Ministeriële verantwoordelijkheid (Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de de koning)

Slide 16 - Diapositive

3e gevolg grondwet 







3.  Mensen die rijk genoeg waren en belasting betalen mochten het parlement kiezen, dat heet censuskiesrecht

Slide 17 - Diapositive

De grondwetswijziging
Na 1848

  • De koning beslist niets zelf, de ministers besturen het land
  • Ministers moeten voor elke beslissing toestemming vragen aan de volksvertegenwoordiging
  • Censuskiesrecht: alleen mensen mogen stemmen die 
     een bepaald bedrag aan belasting betalen (Rijke mensen)

Slide 18 - Diapositive

Door de grondwet van Thorbecke werd Nederland een parlementaire democratie: elke vier jaar bepalen de Nederlanders die kiesrecht hebben wie het land mogen besturen. 

Eerst hadden alleen mensen die vanaf een bepaald bedrag aan belasting betaalden kiesrecht: dit heet censuskiesrecht.

De volksvertegenwoordiging – het parlement – heeft sinds 1848 veel macht, maar niet alle macht. De macht is in ons land namelijk in drie stukken opgedeeld. 




Theorie

Slide 19 - Diapositive

Parlementaire democratie
  • Democratie = het volk regeert
  • Parlement = volksvertegenwoordiging -> Dit zijn mensen die gekozen zijn door de burgers. Zij besturen namens ons het land.

Parlement = Volksvertegenwoordiging = Eerste en Tweede Kamer = Staten-Generaal => 
Al deze woorden hebben dezelfde betekenis!

Parlementaire Democratie = het volk regeert via een gekozen volksvertegenwoordiging.

Slide 20 - Diapositive

Nederland is een Rechtsstaat
  • Land waarin burgers EN overheid zich aan de wet moeten houden
  • Niemand wordt zomaar opgepakt
  • Iedereen krijgt een eerlijk proces
  • Machtenscheiding


Basis van een Rechtsstaat = Machtenscheiding-> zo wordt misbruik voorkomen.
3 machten => zij controleren elkaar:
1- Rechterlijke macht: onafhankelijke rechters
2- Wetgevende macht: parlement + regering
3- Uitvoerende macht: regering

Slide 21 - Diapositive

1. De macht om wetten te maken en wetten veranderen heet de wetgevende macht. Deze macht ligt bij het parlement.  

2. De macht om wetten uit te voeren, heet de uitvoerende macht. De regering heeft deze macht. 

3. De macht om mensen te straffen is de rechterlijke macht. Deze hoort bij de rechters.  

Theorie

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting

LES 2
Nederland van 1848 tot 2000

Slide 24 - Diapositive

1.  je kan met behulp van voorbeelden het verschil tussen klassieke en sociale grondrechten aangeven.
  
2. Je weet het verschil tussen een coalitie en een oppositie.  
  
3. Je weet wat de twee taken zijn van het parlement.  
Lesdoelen: les 2

Slide 25 - Diapositive

De Grondwet -> grondrechten!
Klassieke Grondrechten:
- vrijheidsrechten
- staan al > 100 naar in de Grondwet
  • Vrijheid van godsdienst
  • Geen discriminatie
  • Vrijheid van mening
  • Vrijheid van drukpers
  • Vrijheid van vereniging/vergadering
  • Vrijheid van onderwijs
=> begint steeds met "vrijheid van ..."


Slide 26 - Diapositive

Regering en Parlement: Hoe werkt het?
Tweede Kamer:
  • 150 leden
  • direct gekozen
  • elke 4 jaar
  • burgers 18+jr en NL nationaliteit
Eerste Kamer:
  • 75 leden
  • indirect gekozen (via omweg)
  • elke 4 jaar
  • door Provinciale Staten

Tweede Kamer in Den Haag
Eerste Kamer in Den Haag

Slide 27 - Diapositive

Verkiezingen
=> Burgers stemmen op iemand van een politieke partij

  • de partijen met de meeste stemmen -> kabinet/regering
  • samenwerkende partijen noem je COALITIE
  • partijen die niet in de regering zitten heten OPPOSITIE

Slide 28 - Diapositive

  • 150 zetels. De verkiezingen bepalen hoeveel zetels (stoelen) een partij krijgt
  • Om beslissingen te nemen moet er een meerderheid voor een wetsvoorstel stemmen (de helft + 1)
  • Daarom moeten partijen samenwerken: de coalitiepartijen
  • Zij leveren ministers voor de regering.
  • De partijen die niet in de regering zitten zijn oppositiepartijen
§1.4
Nederland als parlementaire democratie

Slide 29 - Diapositive


Coalitie en oppositie

  • In Nederland is geen enkele partij groter dan de meerderheid van de Tweede Kamer.
  • Om die meerderheid wel te hebben, moeten partijen samenwerken. 
  • Partijen die in de regering samenwerken, heten: coalitie.
  • Partijen die niet in de regering zitten, maar wel in de Tweede Kamer, heten: oppositie

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Taken van het parlement
  • Parlement: controleren regering + wetten maken
  • Regering: uitvoeren wetten + wetten maken

=> Hoogste macht = parlement!
  • zij controleren de regering
  • zij moeten alle wetsvoorstellen goedkeuren
  • zij kunnen ministers/kabinet ontslaan

Slide 32 - Diapositive

Taken van het parlement 
  • Taak 1: Maken + goedkeuren wetten:

  • Tweede kamer heeft 2 speciale rechten -->

  • Recht van amendement: wetsvoorstellen ministers wijzigen of aanvullen
  • Recht van initiatief: zelf een wetsvoorstel indienen

Slide 33 - Diapositive

Taken van het parlement 
  • Taak 2. Controleren van de regering
  • daarvoor 3 rechten:
  • Recht van budget/begroting: Ministers moeten vertellen waar geld naartoe gaat. Parlement moet dit goedkeuren. 
  • Recht van interpellatie: Minister om informatie vragen. 
  • Recht van enquete: buiten de minister om onderzoek laten doen naar iets. 

Slide 34 - Diapositive

Rechten van het parlement:
  • Het recht van initiatief: wetsvoorstellen indienen
  • Het recht van amendement: wetsvoorstellen wijzigen  




  • Het recht van budget: Het recht om de begroting te controleren en deze als wet goed- of af te keuren 
  • Het recht van interpellatie: Het recht een minister te ondervragen over een besluit of uitspraak
  • Het recht van enquête: Het recht om een zaak tot op de bodem uit te zoeken (een onderzoek instellen)

Nederland als parlementaire democratie
B
DeBoze burgers
Rechten van ministers en de Eerste en Tweede Kamer
Alleen de
Tweede Kamer
Eerste - en
Tweede Kamer 

Slide 35 - Diapositive

Rechten van het parlement:
  • Het recht van initiatief: wetsvoorstellen indienen
  • Het recht van amendement: wetsvoorstellen wijzigen
     
  • Het recht van budget: Het recht om de begroting te controleren en deze als wet goed- of af te keuren
     
  • Het recht van interpellatie: Het recht een minister te ondervragen over een besluit of uitspraak
  • Het recht van enquête: Het recht om een zaak tot op de bodem uit te zoeken (een onderzoek instellen)

Nederland als parlementaire democratie
DeBoze burgers
Rechten van ministers en de Eerste en Tweede Kamer
Wetgevende bevoegdheid
Wetgevende en controlerende
bevoegdheid
Controlerende bevoegdheid

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Controle-middelen Parlement
Tweede Kamer:                              Eerste Kamer:
  • Recht van Amendement             niet
  • Recht van Initiatief                    niet
  • Recht van Interpellatie              wel
  • Recht van Enquête                     wel
  • Recht van Budget                       wel


** De Eerste Kamer heeft ALLEEN controlerende bevoegdheden!
** De Tweede Kamer heeft 2 wetgevende bevoegdheden

Slide 38 - Diapositive

Voordelen twee-kamersysteem

  • Extra (juridisch-technische) controle

  • Moment van bezinning

  • Leden van de Eerste Kamer (senatoren) staan wat verder van de politiek af

Slide 39 - Diapositive

Nadelen twee-kamersysteem

  • Wetsvoorstellen duren langer

  • Kost meer (belasting-)geld

  • Chambre du doublure (Kamer van herhaling)

Slide 40 - Diapositive

Samenvatting: Opdracht maken

Geef antwoord op de volgende vragen:
- wat is het verschil tussen de Eerste en de Tweede kamer
- Wie zitten er in de regering
- Wie zitten in het kabinet
- Geef een ander woord voor het begrip parlement.
- Welke rechten heeft de Tweede Kamer
- Welke rechten heeft de Eerste Kamer?
- Hoe verloopt een wetsvoorstel?
- Hoe kun je de verkiezingen winnen?
- Wat is het verschil tussen coalitiepartijen en oppositiepartijen?

Slide 41 - Diapositive

Historisch Overzicht vanaf 1848 en Staatsinrichting

LES 3
Nederland van 1848 tot 2000

Slide 42 - Diapositive

1. Theorie
- Liberalisme-Socialisme-Confessionalisme-Feminisme-

2. Verzuiling

3. Populisme 
Wat gaan we doen?

Slide 43 - Diapositive

1.  Je kan drie traditionele stromingen en de bijbehorende politieke partijen bij naam noemen.

2. Je kan met 1 voorbeeld de verzuiling in Nederland uitleggen.
  
3. Je kan twee kenmerken van het populisme noemen.
  
3.  
Lesdoelen: les 3

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Socialisme 
= Het streven van communisten en sociaaldemocraten naar een samenleving die is gebaseerd op gelijkheid .
Communisme

  • Revolutie is de enige optie!
  • Vechten voor een communistische staat
  • Karl Marx

1917 Russische Revolutie


Sociaal democraten:

  • Via regeren en wetten de leefomstandigheden van de arbeidersklassen verbeteren.

  • Strijden voor algemeen kiesrecht

Slide 46 - Diapositive

Opschrijven
Pieter Jelles Troelstra (1860-1930)

  • Richtte de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) op. 
  • Wilde betere levenomstandigheden voor arbeiders. 
  • Stond daarom voor algemeen kiesrecht



Slide 47 - Diapositive

Protestanten en katholieken werden samen de confessionelen genoemd.  

Confessionelen: Mensen die hun ideen over politiek en onderwijs baseren op hun godsdienst. 

Beide groepen vonden dat de overheid moest uitgaan van de principes van het christendom.  

Beide groepen waren tegen het socialisme: de overheid moest dit voorkomen door zelf voor de zwakkeren op te komen en te zorgen voor samenwerking.  
Theorie

Slide 48 - Diapositive

Abraham Kuyper

- In 1879 richtte hij de eerste politieke partij van Nederland op: de Anti-Revolutionaire Partij (ARP).  
- Hij kwam op voor de ‘kleine luyden’: eenvoudige en gewone mensen. 

Theorie

Slide 49 - Diapositive

Theorie
Herman Schaepman

- was in 1880 de eerste priester die volksvertegenwoordiger werd. 
- Hij zette zich in voor de gelijkheid van openbaar en bijzonder onderwijs. 
- Na zijn dood werd de RKSP opgericht. 

Slide 50 - Diapositive

Herhaling
Stroming
Partijnaam
Personen
Algemeen kiesrecht
Vrouwenkiesrecht
Geld voor bijz.onderwijs?
Protestanten
Geloof
Antirevolutionaire partij (ARP)
Abraham Kuypers
Ja/nee
Nee
JA!
Liberalen
Vrijheid
Liberale Unie
nvt
Nee
Ja
Nee
Socialisten
(sociaal-democraten)
Gelijkheid
 Sociaal-democratische arbeiderspartij (SDAP)
Pieter Jelles Troelstra
JA!
JA!
Nee
Katholieken
Geloof
Rooms-Katholieke Staatspartij
(RKSP)
Herman Schaepman
Nee
Nee
JA!

Slide 51 - Diapositive