Klas 2TH1 Lesweek 38 les 3

• Duits
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Kapitel 9: Einkaufen

Achtung:

Handy in deine Tasche.

Auf deinem Tisch liegen:

Dein Buch, dein Heft und dein Etui.

Was machst du Heute?

Wer hat im nächsten Jahr Deutsch?

Wer nicht?

Lieke, Bram, Maxwell

Was machst du Heute?

Wer hat im nächsten Jahr Deutsch?

- Grammatik

- Sprechen üben

Wer nicht?

- Lesen

- Sprechen üben

Lieke, Bram, Maxwell

Was lernst du Heute?

- Du kennst das persönliche und fragende Fürwort im dritten Fall.

- Du kennst die Präpostionen (voorzetsels) von der dritten Fall.

- Du kannst Fragen stellen und Antworten geben wenn du Einkaufen gehst.

- Du übst deine Lesefertigkeit

- Du kannst Fragen stellen und Antworten geben wenn du Einkaufen gehst.

Achtung!

Mittwoch 29. Juni und

Donnerstag 30. Juni

Sprechfertigkeit testen

Mittwoch 6. Juli

Lesefertigkeit test

+ Bingo?

Achtung!

Volgende week tijdens de les.

- Tijd om te oefenen.

- Tijd om je huiswerk te maken.

- Tijd om 5vor12 te kijken.

- Tijd om……??

Lesen

Wir lesen das Buch

"Ausgetrickst"

Kapitel 3+4

Fragen zur K3+4

Zuruckgeben bitte!

Grammatik

Waarom zijn de naamvallen in het Duits zo belangrijk?

 Ze zorgen ervoor dat we elkaar goed kunnen begrijpen. (net als in het Nederlands).

- Zonder ik heeft hem geen eten.

Persoonlijk en vragend voornaamwoord / 3e naamval

3. Fall (Dativ)

Je weet dat er voorzetsels zijn die horen bij de vierde naamval (Ezelsbruggetje -> dofegub)

Durch mich hat er kein essen.

Zo bestaan er ook voorzetsels die horen bij de derde naamval

(Ezelsbruggetje -> liedje)

Mit mir geht er gerne einkaufen.

Voorzetsel van de derde naamval

Na deze voorzetsels -> volgt een derde naamval

aus,

bei

mit

nach

seit

von

zu 

Aufgabe 21 + Film gesehen?	Nicht gemacht?
- Aufgabe 22 bis 27	- Film ansehen. - Aufgabe 21 bis 27 machen.

Du darfst mit deinem Nachbarmenschen zusammen arbeiten.

Ihr habt 10 Minuten Zeit.

Du kannst die Aufgaben nächste Woche checken.

Sprechen

1. Lees de Sprachmittel.

2. Bepaal wat je gaat zeggen.

3. Schrijf dat op.

4. Ga samen oefenen

5. Vergeet niet om na te denken over de 10 steekwoorden.

Eine gute Note?

Aber natürlich -> Fünf Finger

Ich bin mir nicht sicher ->drei Finger

Leider nicht -> ein Daum.