Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
2.3 D - naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde
1 / 29
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
29 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Het naamwoordelijk gezegde
Slide 1 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets (het onderwerp)
IS
(of wordt of blijft).
Slide 2 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
Een zin heeft een werkwoordelijk gezegde
OF!
Een zin heeft een naamwoordelijk gezegde
Slide 3 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
Mijn vader is in zijn studeerkamer
Wie of wat is mijn vader = ??????
Deze zin heeft dus
geen
naamwoordelijk gezegde. Een naamwoordelijk gezegde neemt een toestand of eigenschap van het onderwerp aan.
Slide 4 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
Slide 5 - Diapositive
Het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde
bestaat uit één of meer werkwoorden en een (zelfstandig, bijvoeglijk) naamwoord.
Het naamwoordelijk gezegde geeft altijd aan dat iets of iemand iets
is
(
ZIJN ZIN
).
Slide 6 - Diapositive
Wat is het naamwoordelijk gezegde?
In de zon
zijn
de beelden
prachtig
.
Dus het naamwoordelijk gezegde is:
'
zijn prachtig
'
Slide 7 - Diapositive
soorten werkwoorden
koppelwerkwoord
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Slide 8 - Diapositive
Koppelwerkwoord
Eén van de werkwoorden van een naamwoordelijk gezegde is
een vorm van
een
koppelwerkwoord
.
Koppelwerkwoorden:
zijn, worden, lijken, blijken, blijven, schijnen
Slide 9 - Diapositive
Hoe herken je het koppelwerkwoord?
Drie trucs...
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Bij een naamwoordelijk gezegde...
A
...is het onderwerp iets.
B
...doet het onderwerp iets.
Slide 14 - Quiz
Bij een naamwoordelijk gezegde heb je ALTIJD een...
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
Slide 15 - Quiz
Een naamwoordelijk gezegde is altijd een..
A
actie
B
eigenschap/kenmerk
Slide 16 - Quiz
Wat is een naamwoordelijk gezegde?
A
heeft gegeten.
B
heeft een zusje gekregen.
C
heeft corona.
D
is een vrolijke Frans.
Slide 17 - Quiz
Een naamwoordelijk gezegde heeft:
A
minstens twee werkwoorden
B
sowieso één koppelwerkwoord
C
tenminste één zelfstandig werkwoord
D
meestal geen werkwoorden
Slide 18 - Quiz
Wat noteer je bij het naamwoordelijk gezegde?
A
koppelwerkwoord + naamwoordelijk deel
B
koppelwerkwoord
C
koppelwerkwoord + een kernmerk of eigenschap van het onderwerp
D
alle werkwoorden in de zin
Slide 19 - Quiz
Wat hoort NIET bij het naamwoordelijk gezegde?
A
werkwoorden
B
'zijn'
C
'doen'
D
koppelwerkwoorden
Slide 20 - Quiz
Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
Een koppelwerkwoord en eventuele andere werkwoorden
B
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zelfstandig naamwoord
C
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zinsdeel dat iets zegt over het onderwerp
D
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en het onderwerp
Slide 21 - Quiz
Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quiz
Dus...
Hoofdwerkwoord: Koppelwerkwoord?
Onderwerp (wie/wat + gezegde)
Naamwoordelijk (deel) gezegde = wie/wat + gezegde + onderwerp
Hoofdwerkwoord: Zelfstandig werkwoord?
Onderwerp (wie/wat + gezegde)
Lijdend voorwerp = wie/wat + gezegde + onderwerp
Slide 23 - Diapositive
Zij wil graag advocaat worden.
naamwoordelijk gezegde:
A
wil
B
worden
C
wil (advocaat) worden
D
graag
Slide 24 - Quiz
Hij schijnt tegenwoordig er gelukkig te zijn.
naamwoordelijk gezegde:
A
schijnt
B
schijnt te zijn
C
schijnt (gelukkig) te zijn
D
tegenwoordig gelukkig
Slide 25 - Quiz
Onze cavia was erg klein.
naamwoordelijk gezegde
A
onze cavia
B
was
C
klein
D
was (erg klein)
Slide 26 - Quiz
Hij eet een appel en een peer.
werkwoordelijk gezegde
A
hij
B
eet
C
eet een appel
D
eet een appel en een peer
Slide 27 - Quiz
Het elftal heeft gisteren gewonnen.
werkwoordelijk gezegde:
A
heeft
B
heeft gewonnen
C
het elftal
D
gisteren
Slide 28 - Quiz
Terugblik
Waaruit bestaat het naamwoordelijk gezegde?
Wat is een koppelwerkwoord?
Wat is een hulpwerkwoord?
Wat is een zelfstandig werkwoord?
Je weet nu het naamwoordelijk gezegde in een zin te vinden :)
Slide 29 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Naamwoordelijk gezegde
Janvier 2024
- Leçon avec
10 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 34
Novembre 2023
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 34
Décembre 2023
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
naamwoordelijk gezegde
Juin 2024
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
naamwoordelijk gezegde
Octobre 2024
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2H1 18 oktober 2023 tweede les
Octobre 2023
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
2H1 20 oktober 2023
Octobre 2023
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
2H1 18 oktober 2023 eerste les
Octobre 2023
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1