Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Regenten & Vorsten
Succes met de multiple choice en open vragen.
Doe je best en vergeet de test NIET IN TE LEVEREN
Regenten en Vorsten: Kennistest
Slide 1 - Diapositive
Wanneer was het tijdvak 'Regenten en Vorsten'
A
1000 - 1500
B
1400-1500
C
1500-1600
D
1600-1700
Slide 2 - Quiz
Hoe heet dit tijdvak?
A
Jagers en Boeren
B
Pruiken en Revoluties
C
Regenten en Vorsten
D
Grieken en Romeinen
Slide 3 - Quiz
Wat is een Regent?
A
Een vorst
B
Een koopvaarder
C
Een rijke handelaar
die bestuurt
D
Een slaaf
Slide 4 - Quiz
Een vorst is een...
A
Koning
B
Keizer
C
Admiraal
D
Geus
Slide 5 - Quiz
Wat is de Gouden Eeuw?
A
Een tijd dat het erg slecht ging in Nederland
B
Een tijd dat het erg goed ging in Nederland
C
Een tijd dat alles van goud was
D
Een tijd dat het tien jaar erg goed gaat
Slide 6 - Quiz
Wat was de VOC
A
Een lekkende boot
B
Een bedrijf
C
Een verzameling armoedzaaiers
D
Een soort specerij
Slide 7 - Quiz
Wat betekent de afkorting VOC?
Slide 8 - Question ouverte
Noem twee rechten van de VOC
Slide 9 - Question ouverte
Hoe heet een typisch VOC schip?
A
SS. Michiel de Ruyter
B
Tweemaster
C
Driemaster
D
SS. Jan Huygen
Slide 10 - Quiz
Hoe heet dit dure porselein?
A
Dordrechts Blauw
B
Deventers Blauw
C
Den Haags Blaauw
D
Delfts Blauw
Slide 11 - Quiz
Noem een bekende schilder uit de Gouden Eeuw
Slide 12 - Question ouverte
Schrijf op wat jij kunt schrijven en weet over slavernij in de Gouden Eeuw. Hoe meer je weet, hoe meer punten!
Slide 13 - Question ouverte
Peper, nootmuskaat, kaneel. Dit noem je ook wel met een moeilijk woord...
Slide 14 - Question ouverte
Noem minimaal 3 specerijen!
Slide 15 - Question ouverte
Hoe heet deze bekende Nederlandse zeeheld?
Slide 16 - Question ouverte
De VOC verhandelde vooral
A
Slaven
B
Aardappels
C
Kruiden
D
Maïs
Slide 17 - Quiz
Wat is juist?
A
oostzeehandel: graan en hout
VOC: specerijen en luxeproducten
B
oostzeehandel: specerijen en graan
VOC: specerijen en luxeproducten
C
oostzeehandel: graan en luxeproducten
VOC: hout en luxeproducten
D
oostzeehandel: graan en hout
VOC: hout en luxeproducten
Slide 18 - Quiz
handelsmonopolie betekent:
A
privilege
B
alleenrecht om te handelen
C
vermeerderen van kapitaal
D
goederen verkopen.
Slide 19 - Quiz
Wat was een oplossing voor de enorme groei van Amsterdam?
A
Meer buitenhuizen
B
Meer grachtenpanden
C
Meer emigratie
D
Inpoldering
Slide 20 - Quiz
Wat is de grachtengordel?
A
De grachtengordel in Amsterdam bestaat uit de Prinsessengracht, Koningsgracht en de Keizerinnengracht
B
De grachtengordel is de naam van een meer.
C
De grachtengordel bestaat uit drie rivieren
D
De grachtengordel bestaat uit de Herengracht, de Prinsengracht en de Keizersgracht.
Slide 21 - Quiz
vraag 7. Waarom was de VOC het eens met de ideeën van Hugo de Groot?
A
Hugo de Groot was een voorstander van een bloeiende handel van specerijen, dat was goed voor hem en het land
B
Hij wilde de zee toegankelijk maken voor iedereen, dat was handig voor de VOC die de handel wilde uitbreiden naar Azië zonder last te hebben van andere landen
C
Hugo de Groot was een belangrijk lid van de VOC en als coöperatie steun je elkaar
Slide 22 - Quiz
Had de VOC het alleenrecht op de handel met de Oost?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quiz
Wat is er in Amsterdam?
A
stapelmarkt
B
vismarkt
C
kaasmarkt
D
handelsmarkt
Slide 24 - Quiz
➤Waarom was Amsterdam belangrijk in de Gouden Eeuw?
A
Amsterdam was een stapelmarkt
B
In Amsterdam woonde de koning.
C
Toeristen vonden Amsterdam een mooie stad
Slide 25 - Quiz
Bij een stapelmarkt maak je gebruik van:
A
steden met veel pakhuizen gericht op markt voordeel
B
een land als doorvoerhaven met als doel winst maken
C
belastingvoordeel
D
marktvoordeel
Slide 26 - Quiz
Wat voor gebouwen stonden vooral langs de grachten?