voegwoorden: en, maar, want, of

1 / 22
suivant
Slide 1: Vidéo
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Hieronder staan 3 voegwoorden.
Kun jij de 3 voegwoorden vinden?
A
maar
B
want
C
en
D
denken

Slide 2 - Quiz

Vul het goede voegwoord in.
Ik drink geen koffie, .... wel thee.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 3 - Quiz

Ik drink geen koffie, .... daar krijg ik maagpijn van.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 4 - Quiz

Ik drink geen koffie ... chocolademelk.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 5 - Quiz

Ik drink geen koffie ... ook geen chocolademelk.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 6 - Quiz

Vul het goede voegwoord in.
Jean ... Peter gaan naar school.

Slide 7 - Question ouverte

De school is dicht, ... het is een vrije dag.

Slide 8 - Question ouverte

Zullen we gaan zwemmen ... zullen we gaan voetballen?

Slide 9 - Question ouverte

Het water van de vijver is bevroren, ... het is vannacht erg koud geweest
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 10 - Quiz

Als het zo koud blijft ... het vriest nog een paar nachten, dan kunnen we gaan schaatsen.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 11 - Quiz

Ik verheug me daar al op, ... ik vind schaatsen erg leuk.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 12 - Quiz

Ik vind het leuk om te schaatsen, ... mijn moeder en mijn zusje vinden het veel te koud
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 13 - Quiz

Mijn vader ... mijn broertje gaat met mij mee.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 14 - Quiz

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Jean drinkt koffie. Peter drinkt thee.

Slide 15 - Question ouverte

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Wil je koffie? Wil je thee?

Slide 16 - Question ouverte

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Ik ga niet zwemmen. Ik ben verkouden.

Slide 17 - Question ouverte

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Ik kom wel. Ik kan niet lang blijven.

Slide 18 - Question ouverte

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Ik moet weg. Het is al laat.

Slide 19 - Question ouverte

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Mijn geld is op. Ik heb een huis gekocht.

Slide 20 - Question ouverte

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Zullen we lopen? Zullen we met de bus gaan?

Slide 21 - Question ouverte

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Ik wil werken. Ik wil geen vuil werk doen.

Slide 22 - Question ouverte