T4 Oefentoets

Oefentoets T4
Voeding en vertering
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets T4
Voeding en vertering

Slide 1 - Diapositive

Wat is de grondstofwisseling?

Slide 2 - Question ouverte

In de winter is de grondstofsisseling
A
hoger dan in de rest van het jaar
B
hetzelfde als in de rest van het jaar
C
lager dan in de rest van het jaar

Slide 3 - Quiz

In peulvruchten zitten veel eiwitten.
A
waar
B
C
niet waar

Slide 4 - Quiz

In vlees zitten veel eiwitten.
A
Waar
B
C
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Door invriezen worden micro-organismen gedood
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Door steriliseren worden micro-organismen gedood.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Melkzuurbacteriën produceren
A
koolstofdioxide
B
afvalstoffen
C
alcohol

Slide 8 - Quiz

Welke kleur heeft joodoplossing?
A
bruin
B
blauw

Slide 9 - Quiz

Welke kleur ontstaat als zetmeel aan joodoplossing wordt toegevoegd?
A
bruin
B
blauw

Slide 10 - Quiz

Welke voedingsstoffen worden verteerd om te kunnen workden opgenomen in het bloed?
A
eiwitten
B
vetten
C
koolhydraten
D
alledrie

Slide 11 - Quiz

Welk additief wordt in snoep gebruikt om het er aantrekkelijker uit te laten zien?
A
Emulgator E322 (sojalecithine)
B
Natuurlijk vanillearoma
C
Glansmiddel E904

Slide 12 - Quiz

Welke voedingsstof wordt door bacteriën omgezet in zuur dat het gebit aantast?

Slide 13 - Question ouverte

Welke functie hebben onverzadigde vetten vooral?

Slide 14 - Question ouverte

In welk deel van het verteringsstelsel begint de vertering van vetten?
A
In de alvleesklier
B
In de galblaas
C
In de dikke darm
D
In de twaalfvingerige darm

Slide 15 - Quiz

Vet wordt alleen verteerd als er een vetverterend enzym is.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

1) Bij hoge temperatuur gaat vetvertering sneller dan bij lage temperatuur.

2) Met gal erbij gaat de vetvertering sneller
A
1 is juist
B
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 17 - Quiz