Hoofdstuk 5.1 Snelheid B3 les 1

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

H5 : Bewegen
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Basis 3!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de opdrachten van de voorkennis 




Jas over je stoel

Slide 2 - Diapositive

Practicum
Welkom Kader-3 
Start met opdracht 2, 4, 6 en 8 van 2,3 Temperatuur
Je hebt straks je laptop nodig                     START IN:



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00

Slide 3 - Diapositive

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 4 - Diapositive

H5: Bewegen
Introductie
  • 5.1 Snelheid
  • 5.2 Rekenen met snelheid
  • 5.3 Soorten bewegingen
  • 5.4 Afstand-tijddiagram
  • 5.5 Snelheid-tijddiagram

Slide 5 - Diapositive

Lesprogramma
  1. Huiswerk-controle
  2. Terugblik/voorkennis
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 6 - Diapositive

Huiswerkcontrole
Voorkennisopdrachten

Slide 7 - Diapositive

Terugblik

Voorkennis Filmpje nova 
en
voorkennisopdrachten

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen 5.1 Snelheid
  1. Je kunt uitleggen wat snelheid is.
  2. Je kunt twee eenheden van snelheid benoemen.
  3. Je kunt de snelheid in m/s en km/h naar elkaar omrekenen.

Slide 9 - Diapositive

5.1 Snelheid
Bij veel sportwedstrijden is snelheid belangrijk. 

De wielrenner of sprinter met de grootste snelheid wint de wedstrijd. 
De winnaar legt de afstand in de kortste tijd af.

Slide 10 - Diapositive

Eenheid van snelheid
Steven doet mee aan een fietswedstrijd (fig). Tijdens deze wedstrijd fietst hij op bepaalde stukken 55 kilometer per uur. 
Je zegt dan dat de snelheid van Steven 55 kilometer per uur is.
Als Steven een uur lang deze snelheid zou fietsen, zou hij 55 km afleggen. 
Snelheid is de afstand die je in een bepaalde tijd aflegt.

Slide 11 - Diapositive

Eenheid van snelheid
De eenheid voor snelheid is kilometer per uur. 
Je kunt dit afkorten als km/h.
De betekenis van de afkorting is:
km = kilometer
/ = per
h = uur (in het Engels hour, vandaar de h)

Op de snelheidsmeter van een auto of een fiets kun je de snelheid aflezen. 

Slide 12 - Diapositive

Meter per seconde
Bij hardlopen is de afstand vaak kort.
De afstand wordt gemeten in meter. 
De tijd wordt gemeten in seconden. 
De snelste sprintster ter wereld loopt de 100 meter in minder dan 11 seconden. 
De snelheid van een atleet meet je in meter per seconde.

Meter per seconde m/s  is ook een eenheid van snelheid, net als km/h.


De betekenis van de afkorting is:
m = meter
/ = per
s = seconde

Slide 13 - Diapositive

Snelheid omrekenen
Als je langzaam loopt, is je snelheid ongeveer 1 m/s.
Hoeveel is dat in km/h?
Reken eerst uit hoeveel meter je aflegt in 1 uur (1 uur = 3600 seconden).

In 1 seconde loop je 1 meter.
In 3600 s loop je 3600 s × 1 m/s = 3600 m.

3600 m in een uur = 3,6 km in een uur
Een snelheid van 1 m/s is hetzelfde als 3,6 km/h.


Slide 14 - Diapositive

Voorbeeldopdracht 1
Een sprinter rent met 10 m/s 
Hoe groot is zijn snelheid in km/h?
gegevens:                          gevraagd: 
snelheid = 10 m/s                snelheid = ? km/h 
Uitwerking:
  • Bij omrekenen van m/s naar km/h moet   je vermenigvuldigen met 3,6.
  • 10 m/s = 10 × 3,6 = 36 km/h
  • De sprinter rent met een snelheid van   36  km/h.

Slide 15 - Diapositive

Voorbeeldopdracht 2
Een auto rijdt 90 km/h 
Hoe groot is zijn snelheid in m/s?
gegevens:                          gevraagd: 
snelheid = 90 km/h          snelheid = ?  m/s 
Uitwerking:
  • Bij omrekenen van km/h naar m/s moet    je delen door 3,6.
  • 90 km/h = 90 : 3,6 = 25 m/s
  • De auto rijdt 25 m/s.

Slide 16 - Diapositive

Samenvatting
  • Snelheid is de afstand die je aflegt in een bepaalde tijd.
  • De eenheid van snelheid is kilometer per uur.
  • Kilometer per uur kort je af als km/h.
  • Meter per seconde is ook een eenheid van snelheid.
  • Meter per seconde kort je af als m/s.
  • Bij omrekenen van m/s naar km/h moet je vermenigvuldigen met 3,6.
  • Bij omrekenen van km/h naar m/s moet je delen door 3,6.






Slide 17 - Diapositive

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 5.1 snelheid:
 opdracht 1 t/m 10

Je mag samenwerken!

Slide 18 - Diapositive

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 19 - Carte mentale

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 20 - Carte mentale

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt uitleggen wat snelheid is.
  2. Je kunt twee eenheden van snelheid benoemen.
  3. Je kunt de snelheid in m/s en km/h naar elkaar omrekenen.

Slide 21 - Diapositive

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:
  • Zet in je planner!!
  • Maak opdracht: van paragraaf 5.1 snelheid: opdracht 1 t/m 10

Dank voor jullie aandacht!

Slide 24 - Diapositive

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage