Spelling (2) hoofdstuk 3 en 4

Welkom klas 3!
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom klas 3!

Slide 1 - Diapositive

0

Slide 2 - Vidéo

Planning
terugblik
quizvragen
afsluiting

Slide 3 - Diapositive

terugblik
Sommigen van jullie had ik gisteren alweer in de les! Anderen zie ik morgen weer!

Vorige week zijn we begonnnen met spelling H4, nu gaan we daar wat van herhalen. 

Slide 4 - Diapositive

Spelling
  • Je herhaalt waar je hoofdletters moet gebruiken
  • Je herhaalt waar je een apostrof, trema en accenttekens gebruikt

Slide 5 - Diapositive

Wanneer gebruik je een apostrof?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Welke zin is goed geschreven?
A
's Nachts komt de vampier.
B
'S nachts komt de vampier.

Slide 8 - Quiz

Welke is juist?
A
Mei
B
mei

Slide 9 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?

Ik lees het boek bevrijdende liefde.
A
Bevrijdende liefde
B
bevrijdende liefde

Slide 10 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?

een kerstman
A
Kerstman
B
kerstman

Slide 11 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 12 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Zwolle
B
zwolle

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Trema?
industriele
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Trema?
Welke is goed?
A
financiele
B
financiële

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud van slee?
A
sleën
B
slees
C
sleeën

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

é
ê
accent aigu 
accent grave
accent circonflexe
è

Slide 19 - Question de remorquage

Slide 20 - Diapositive

Wanneer gebruik je een apostrof?
A
Als één of meer letters zijn weggelaten
B
bij bezitsaanduidingen
C
na cijfers en afkortingen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Vidéo

Welke spelling is correct?
A
taxis
B
taxi's

Slide 23 - Quiz

Welke spelling is correct?
de fiets van Louis
bezitsvorm die eindigt op sisklank krijgt apostrof
(s, z, x)
A
Louis' fiets
B
Louis's fiets
C
Louis fiets
D
Louiss fiets

Slide 24 - Quiz

Waar is de apostrof goed geplaatst?
A
Lex's zusje
B
Lexs zusje
C
Lex' zusje

Slide 25 - Quiz

Wat is het meervoud van MACHINE?
A
machine's
B
machines

Slide 26 - Quiz

Wat is het meervoud van etage?
A
etages
B
etage's

Slide 27 - Quiz

Wat is goed?
A
naäpen
B
na-apen
C
na apen

Slide 28 - Quiz

Opdracht: spelling 
Maak van hoofdstuk 4 spelling: 1 t/m 5 
En deze week 30 minuten lezen!

Slide 29 - Diapositive