hfdst10_2waarheden1leugen

Wat was de oplossing van de kruiswoordpuzzel?
1 / 17
suivant
Slide 1: Question ouverte
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat was de oplossing van de kruiswoordpuzzel?

Slide 1 - Question ouverte

Hormonen
A.   Als het doelwitorgaan niet voldoende groeihormoon aanmaakt, dan groei je minder of niet.
B.   Het groeihormoon komt in alle organen van je lichaam.
C.  Alleen cellen die een receptor hebben waarop het hormoon precies past kunnen worden beïnvloed door het hormoon.

Slide 2 - Diapositive

Wat is de leugen?
A
Als het doelwitorgaan niet voldoende groeihormoon aanmaakt, dan groei je minder of niet.
B
Het groeihormoon komt in alle organen van je lichaam.
C
Alleen cellen die een receptor hebben waarop het hormoon precies past kunnen worden beïnvloed door het hormoon.

Slide 3 - Quiz

Hormonen
A.   Als het doelwitorgaan niet voldoende groeihormoon aanmaakt, dan groei je minder of niet.
B.   Het groeihormoon komt in alle organen van je lichaam.
C.  Alleen cellen die een receptor hebben waarop het hormoon precies past kunnen worden beïnvloed door het hormoon.

Slide 4 - Diapositive

Verschillen man/vrouw
A.  Het geslachtshormoon van vrouwen is oestrogeen en van mannen testosteron.
B.  Een primair geslachtskenmerk van vrouwen is borsten en van mannen balzakken.
C.  De geslachtschromosomen van een man zijn XY en van een vrouw is XX.

Slide 5 - Diapositive

Wat is de leugen?
A
Het geslachtshormoon van vrouwen is oestrogeen en van mannen testosteron.
B
Een primair geslachtskenmerk van vrouwen is borsten en van mannen balzakken.
C
De geslachtschromosomen van een man is XY en van een vrouw is XX.

Slide 6 - Quiz

Verschillen man/vrouw
A.  Het geslachtshormoon van vrouwen is oestrogeen en van mannen testosteron.
B.  Een primair geslachtskenmerk van vrouwen is borsten en van mannen balzakken.
C.  De geslachtschromosomen van een man zijn XY en van een vrouw is XX.

Slide 7 - Diapositive

HIV en aids
A.  Je kunt worden besmet met het HIV virus door onveilige seks, borstvoeding en gebruikte naalden.
B. Als je het virus net in je lichaam hebt, heb je nog geen symptomen. Je krijgt pas als het virus een paar jaar in je lichaam zit.
C. Het virus AIDS veroorzaakt griep en longontsteking.

Slide 8 - Diapositive

Wat is de leugen?
A
Je kunt worden besmet met het HIV virus door onveilige seks, borstvoeding en gebruikte naalden.
B
Als je het virus net in je lichaam hebt, heb je nog geen symptomen. Je krijgt pas als het virus een paar jaar in je lichaam zit.
C
Het virus AIDS veroorzaakt griep en longontsteking.

Slide 9 - Quiz

HIV en aids
A.  Je kunt worden besmet met het HIV virus door onveilige seks, borstvoeding en gebruikte naalden.
B. Als je het virus net in je lichaam hebt, heb je nog geen symptomen. Je krijgt pas als het virus een paar jaar in je lichaam zit.
C. Het virus AIDS veroorzaakt griep en longontsteking.

Slide 10 - Diapositive

Soa's
A. Candida, genitale wratten en syfilis kunnen worden overgebracht door seks zonder condoom.
B. Als er uit een soa test komt dat iemand  een soa heeft, dan heeft moet hij of zij degene die ze mogelijk hebben besmet inlichten.
C. Voor de soa’s HPV en tuberculose is er een vaccin.

Slide 11 - Diapositive

Wat is de leugen?
A
Candida, genitale wratten en syfilis kunnen worden overgebracht door seks zonder condoom.
B
Als er uit een soa test komt dat iemand een soa heeft, dan heeft moet hij of zij degene die ze mogelijk hebben besmet inlichten.
C
Voor de soa’s HPV en tuberculose is er een vaccin.

Slide 12 - Quiz

Soa's
A. Candida, genitale wratten en syfilis kunnen worden overgebracht door seks zonder condoom.
B. Als er uit een soa test komt dat iemand  een soa heeft, dan heeft moet hij of zij degene die ze mogelijk hebben besmet inlichten.
C. Voor de soa’s HPV en tuberculose is er een vaccin.

Slide 13 - Diapositive

Celdeling
A. Een cel die is gevormd door meiose heeft 23 chromosomenparen.
B. De nieuwe cellen die ervoor nodig zijn om je arm te laten groeien, worden gevormd door mitose.
C. Bij de bevruchting smelten twee cellen gevormd door meiose en vormen ze een cel met 46 chromosomen.

Slide 14 - Diapositive

Wat is de leugen?
A
Een cel die is gevormd door meiose heeft 23 chromosomenparen.
B
De nieuwe cellen die ervoor nodig zijn om je arm te laten groeien, worden gevormd door mitose.
C
Bij de bevruchting smelten twee cellen gevormd door meiose en vormen ze een cel met 46 chromosomen.

Slide 15 - Quiz

Celdeling
A. Een cel die is gevormd door meiose heeft 23 chromosomenparen.
B. De nieuwe cellen die ervoor nodig zijn om je arm te laten groeien, worden gevormd door mitose.
C. Bij de bevruchting smelten twee cellen gevormd door meiose en vormen ze een cel met 46 chromosomen.

Slide 16 - Diapositive

Oefenvragen hoofdstuk 10
Waarom: actief met de stof bezig + weet wat je nog moet leren
Hoe: maak alleen en in stilte
Hulp: Geen (bespreken hierna)
Tijd: 10 minuten
Klaar: Leer de paragraaf die jij het moeilijkst vind

Slide 17 - Diapositive