10.4 elektrochemische cellen

redoxreactie opstellen
  1. - alle beginstoffen noteren (let op signaalwoorden aangezuurd (H+), oplossing (H2O), basisiche omgeving (OH-)
  2. zoek in tabel 48 de sterkste reductor en de sterkste oxidator
  3. schrijf de halfreacties op
  4. maak de elektronen aan elkaar gelijk
  5. tel de reacties op en streep weg wat aan beide kanten van de pijl staat.
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

redoxreactie opstellen
  1. - alle beginstoffen noteren (let op signaalwoorden aangezuurd (H+), oplossing (H2O), basisiche omgeving (OH-)
  2. zoek in tabel 48 de sterkste reductor en de sterkste oxidator
  3. schrijf de halfreacties op
  4. maak de elektronen aan elkaar gelijk
  5. tel de reacties op en streep weg wat aan beide kanten van de pijl staat.

Slide 1 - Diapositive

Als ik een draadje koper in een oplossing van zilvernitraat leg ontstaan er zilverkristallen op de draad en koper(II)ionen in de oplossing
geef de reactie:

Slide 2 - Question ouverte

uitwerking
  1. beginstoffen zijn: Cu (s), Ag+(aq) , NO3-(aq) en H2O(l), want in oplossing
  2.  Binas 48 geeft als sterkste reductor (eerste van onder)

en als sterkste oxidator (eerste van boven)

* NO3- staat hier wel boven, maar er is geen H+ aanwezig

Slide 3 - Diapositive

totaalreactie opstellen
3. Cu (s) --> Cu2+(aq) + 2 e-  
Ag+ (aq) + e- --> Ag (s)
4. om bij beide reacties 2 e- te krijgen moet je de 2e reactie 2 x nemen. dus:  2Ag+ + 2e- --> 2Ag (s)
5. optellen en wegstrepen geeft:
Cu(s) + 2Ag+(aq) --> Cu 2+ (aq) + 2Ag (s)

Slide 4 - Diapositive

leerdoelen
  • Je leert de werking van een elektrochemische cel.
  • Je leert wat er op microniveau in batterijen gebeurt.
  • Je leert wat een brandstofcel is.
  • Je leert hoe elektrolyse wordt gebruikt om batterijen op te laden.

Slide 5 - Diapositive

elektrochemische cel
toepassing van electrochemie: electrochemische cellen, batterijen, accu's brandstofcellen
redox = electronenoverdracht
als je deze electronen door een draadje laat lopen, dan heb je stroom !
een elektrochemische cel bestaat uit 2 halfcellen, die verbonden zijn met een draad en een zoutbrug (stroomkring gesloten)

Slide 6 - Diapositive

bouw van een electrochemische cel





* onthoud de reductor bevind zich aan de negatieve electrode, de oxidator aan de positieve (electronen lopen tegen de stroomrichting in!)

Slide 7 - Diapositive

voorbeeld: danielcel
negatieve electrode:
Zn(s) --> Zn2+ + 2e

positieve electrode:
Cu2+ + 2 e-  --> Cu (s)

totaalreactie:
Zn(s) + Cu2+(aq) --> Zn2+(aq) + Cu (s)

Slide 8 - Diapositive

oplaadbare batterijen
Na verloop van tijd is de batterij 'leeg' er zijn geen deeltje meer die electronen kunnen afstaan of opnemen.

oplossing oplaadbare baterijen!

Slide 9 - Diapositive

Als een batterij stroom levert bevindt de oxidator zich aan de ...
A
plus-pool
B
min-pool

Slide 10 - Quiz

Als een batterij stroom oplaadt bevindt de oxidator zich aan de ...
A
plus-pool
B
min-pool

Slide 11 - Quiz

opladen
Bij opladen wordt stroom gebruikt om de beginstoffen weer terug te krijgen (electrolyse).
Hierbij loopt de electronenstroom dus de 'andere' kant op, de electronen gaan als het ware weer terug
- reactie is dus andersom!
Let bij een vraag op woorden als: opladen, stroom leveren, de batterij wordt aan een lader/stroom geplaatst etc

Slide 12 - Diapositive

brandstofcel
Een brandstofcel is kleiner en minder zwaar dan een 'traditionale batterij'
Een brandstofcel is een elektrochemische cel waarbij in de ene halfcel continu zuurstof, de oxidator, wordt geleid. In de andere halfcel reageert een brandstof, dit is de reductor.

Slide 13 - Diapositive

methanolbrandstofcel
Positieve elektrode:
O2 (g) + 4 H+ + 4 e → 2 H2O (l)
Negatieve elektrode:
CH3OH + H2O (l) → CO2 (g) + 6 H+ + 6 e
totaal:
2 CH3OH (aq) + 3 O2 (g) → 2 CO2 (g) + 4 H2O (l)

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag 

  • Doorlezen 10.4
  • Maken: 24, 26 t/m 36 (29 en 35 niet)
    





  • Fluisterend overleggen met buur of werken met muziek

  • Vraag? Steek je hand op
  • Af? => Geen huiswerk

Slide 15 - Diapositive