Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Noteer de betekenis van regelmaat
Slide 3 - Question ouverte
Wat is de regelmaat in de tabel ?
A
10
B
20
C
15
D
60
Slide 4 - Quiz
Wat is het vaste bedrag in de afbeeldingen van elke tabel 1
A
45 en 38
B
38 en 130
C
85
D
45 en 145
Slide 5 - Quiz
De regelmaat in de afbeelding is?
A
+60
B
-20
C
+20
D
-60
Slide 6 - Quiz
Noteer het vaste bedrag in de volgende woordformule kosten in € = 2,50 + 5 x aantal t-shirts
Slide 7 - Question ouverte
Wat is het bedrag per t-shirt kosten in € = 2,50 + 5 x aantal t-shirts
A
2,50
B
7,50
C
5
D
12
Slide 8 - Quiz
Ik bestel 10 t-shirts hoeveel moet ik betalen? kosten in € = 2,50 + 5 x aantal t-shirts
A
50
B
7.50
C
2.50
D
52.50
Slide 9 - Quiz
Ik bestel 5 t-shirts hoeveel moet ik betalen? kosten in € = 2,50 + 5 x aantal t-shirts
A
27.50
B
5
C
2.50
D
25.00
Slide 10 - Quiz
Wat is het vaste bedrag in de volgende formule kosten in € = 6 + 50t
A
50
B
6
C
56
D
44
Slide 11 - Quiz
Hoe maak je de formule korter kosten in € = 12 + 4 x aantal t-shirts
A
kosten in € = 12 + 4 x a
B
kosten in € = 12 + 4a
Slide 12 - Quiz
maak de formule korter gewicht in kg = 140 - 6 x tijd in maanden
Slide 13 - Question ouverte
Maak de volgende formule kleiner reistegoed in € = 25 - 7 x afstand in km
Slide 14 - Question ouverte
Maak de formule korter kosten in € = 2 + 9 x aantal kaarten
Slide 15 - Question ouverte
verdiensten in € = 15 + 7,50 x tijd in uren Spreken we bij 7,50 over een daal- of stijggetal?
A
daalgetal
B
stijggetal
Slide 16 - Quiz
noteer het stijggetal kosten in € = 2,50 + 5 x aantal t-shirts
A
5
B
2,50
Slide 17 - Quiz
Verdiensten in € = 15 - 7,50 x tijd in uren
Is hier spraken van een daal- of stijggetal
A
daalgetal
B
stijggetal
Slide 18 - Quiz
Maak de formule korter --> Bedrag in € = 150 + 40 x tijd in dagen dat je de auto huurt
Slide 19 - Question ouverte
reistegoed in € = 25 - 1a Nu wordt de prijs per km 2 euro duurder wat is dan je formule?
A
reistegoed in € = 27 - 1a
B
reistegoed in € = 25 -3a
Slide 20 - Quiz
ritprijs in € = 7,50 + 2,20a de prijs per afstand wordt 0,30 duurder. Wat word je formule?
Slide 21 - Question ouverte
Wat is de formule
A
y = 3 + 6 x X
B
y = 6 + 3 x X
Slide 22 - Quiz
Wat is het vaste bedrag
A
4
B
7,50
C
11,50
D
34,00
Slide 23 - Quiz
Wat is het stijggetal
A
4
B
7,50
C
11,50
D
34
Slide 24 - Quiz
Wat is de formule
A
kosten in € = 7,50 - 4 x aantal lessen
B
Kosten in € = 4 - 7,50 x aantal lessen
C
Kosten in € = 4 + 7,50 x aantal lessen
D
geen van de antwoorden zijn goed
Slide 25 - Quiz
Wat is de regelmaat van de tabel hiernaast
A
6
B
2
C
4
D
18
Slide 26 - Quiz
kosten in € = 2 + 0,10 x aantal foto's
Ik bestel 20 foto's hoeveel moet ik betalen? Bereken met je rekenmachine
A
2
B
niks
C
4
D
40,10
Slide 27 - Quiz
kosten in € = 2 + 0,10 x aantal foto's
Ik bestel 40 foto's hoeveel moet ik betalen? Bereken met je rekenmachine
A
6
B
2
C
42,10
D
0,10
Slide 28 - Quiz
kosten in € = 2 + 0,10 x aantal foto's
Ik bestel 10 foto's hoeveel moet ik betalen? Bereken met je rekenmachine
A
2
B
12,10
C
10
D
3
Slide 29 - Quiz
Hoe maak je de formule kleiner gewicht in kg = 128 + 27 x aantal maanden
A
Gewicht in kg = 128 + 27 x a
B
Gewicht in kg = 128 + 27a
C
geen van de antwoorden zijn goed
Slide 30 - Quiz
Maak de formule kleiner huurprijs in € = 15 + 5 x tijd in dagen
A
huurprijs in € = 15 + 5t
B
huurprijs in € = 15 +5xt
Slide 31 - Quiz
Maak de formule kleiner Bedrag in € = 150 - 7 x tijd in dagen
Slide 32 - Question ouverte
Vul in: Mevr Oorsprong heeft reistegoed van €50. Haar kilometerprijs is €0,14 Oude formule reistegoed in € = 50 - 0,14a Nu wordt de kilometerprijs 0,06 duurder Wat is de formule?
A
Reistegoed in € = 50 - 0,20a
B
Reistegoed in € = 50,06 - 0,14a
Slide 33 - Quiz
Mevr Oorsprong heeft reistegoed van €50. Haar kilometerprijs is €0,14 formule reistegoed in € = 50 - 0,14a
Nu wordt de kilometerprijs 0,06 duurder Wat wordt de nieuwe formule?