tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden
en signaalwoorden
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden
en signaalwoorden

Slide 1 - Diapositive

Hoeveel weet ik hier al van?
010

Slide 2 - Sondage

Waarom gebruiken wij signaalwoorden?

Slide 3 - Question ouverte

Signaalwoorden

In een goed opgebouwde tekst vind je logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s. De schrijver gebruikt signaalwoorden om die verbanden duidelijk te maken.

Slide 4 - Diapositive

Tekstverband
Er zijn verschillende tekstverbanden:


Slide 5 - Diapositive

opsomming

Slide 6 - Carte mentale

Ten eerste wil ik helemaal geen ruzie en bovendien kunnen wij dit toch goed oplossen?
A
ten eerste
B
bovendien
C
en
D
ten eerste, bovendien

Slide 7 - Quiz

tijdsvolgorde

Slide 8 - Carte mentale

Eerst heet ik de klant welkom, dan vraag ik naar de reden van bezoek en vervolgens verwijs ik hem door.

Slide 9 - Question ouverte

tegenstelling

Slide 10 - Carte mentale

Ik had de bezoeker de goede kant op gewezen. Toch was hij de weg kwijt geraakt.
A
gewezen
B
was
C
hij
D
toch

Slide 11 - Quiz

oorzaak-gevolg

Slide 12 - Carte mentale

Het registreren van bezoekers gaat tegenwoordig digitaal, waardoor er efficiënter gewerkt kan worden.

Slide 13 - Question ouverte

toelichting of voorbeeld

Slide 14 - Carte mentale

signaalwoorden die een voorbeeld aangeven
A
zoals
B
bijvoorbeeld
C
net als
D
dus

Slide 15 - Quiz

conclusie

Slide 16 - Carte mentale

signaalwoorden die een conclusie aangeven
A
dat betekent
B
dus
C
kortom
D
niettemin

Slide 17 - Quiz

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
tijdsvolgorde
echter
maar
ook
nadat
daarnaast
terwijl

Slide 18 - Question de remorquage

Welke signaalwoord hoort in welke zin? 
Sleep de signaalwoorden naar de goede plaats.
 ________  zij op tijd vertrokken, kwamen zij toch te laat.

 ________ hun oom lukte het niet om op tijd te komen.

 ________ zij eerder waren geweest, was er nog taart.    

Hoewel
Ook
Doordat
Bovendien
Indien

Slide 19 - Question de remorquage

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

dus

  slecht

Slide 20 - Question de remorquage

Ik heb iets geleerd van deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage

Hoe vind ik deze manier van les krijgen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage

Toepassen:
Nu Nederlands
H2 Lez
2.3 tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive