Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Motieven
Slide 1 - Diapositive
Definitie en kenmerken
(tekstintern) motief
Slide 2 - Diapositive
Een noemer waar bepaalde concrete of abstracte elementenvan een tekst worden ondergebracht.
KENMERKEN:
Aanduiding van een betekenisdragende eenheid in het verhaal.
Zowel op niveau van de narratieve situatie (de manier waarop de verteller het verhaal organiseert) als op het niveau van de taaluitdrukking (stijl en beeldspraak).
Slide 3 - Diapositive
Definitie literair-historisch motief
Slide 4 - Diapositive
Een ‘semantische eenheid’ uit het arsenaal van de cultuur- of literatuurgeschiedenis.
(Hier gaat het dus om meerdere teksten/cultuuruitingen).
Een noemer die verschillende teksteenheden met elkaar verbindt op het niveau van handelingen. 🤓 VERBINDTEzelsbruggetje (gebeurtenissen – groen markeren)
Zijn gebonden: komen voor in de fabel én sujet. Constitueren de fabel.
Zijn dynamisch: dragen bij aan de ontwikkeling van het verhaal.
Het in de zon lopen met capuchon door zusje
Het in elkaar trappen van het fietsje door de ik-figuur
Het inpakken van de auto door vader
Het aangeven van de spullen door moeder
Slide 11 - Diapositive
Definitie en kenmerken
vrij motief
Slide 12 - Diapositive
Een noemer die verschillende uitweidingen, beschrijvingen of karaktertekeningen met elkaar verbindt. 🤓 VERBINDT
Zijn statisch: draagt niet bij aan de ontwikkeling van de geschiedenis.
Alleen in de sujet terug te vinden.
Ezelsbruggetje (beschrijvingen – blauw markeren)
De beschrijving van ‘nerveuze/dwangmatige/neurotische trekken’ van de hoofdpersoon: ‘enigszins nerveus aangelegd’ (p. 175.) ‘trots nerveuze aanleg en periodieke buien van melancholie’ (p.175) De beschrijving van ‘de vogelachtige trekken’ van de opticien en de dame naast de kale heer.
Slide 13 - Diapositive
Definitie en kenmerken Leidmotief
🤓 OPVALLEN BINGHAM
Slide 14 - Diapositive
Een noemer van bepaalde woorden of woordcombinaties die geregeld letterlijk in de tekst worden herhaald; deze herhaling gaat opvallen en we gaan er een bepaalde betekenis aan hechten.
DOEL: Dient vaak om personages te karakteriseren. Het gaat om een letterlijke herhaling(Bingham & Co).
Slide 15 - Diapositive
Wat is het verschil tussen verhaalmotieven en vrije motieven?
Slide 16 - Diapositive
Verhaalmotieven: bij gebeurtenissen.
Vrije motieven: beschrijvingen, uitweidingen of karaktertekeningen.
Slide 17 - Diapositive
Noemer die de lezer onderscheidt op het niveau van vertelde gebeurtenissen
Slide 18 - Diapositive
Verhaalmotieven: op niveau van geschiedenis/fabel én sujet.
Vrije motieven: alleen op niveau van verhaal/sujet (niet op niveau van geschiedenis/fabel)
Leidmotiven: alleen op niveau van verhaal/sujet.
Slide 19 - Diapositive
Definitie en kenmerken
abstract motief
Slide 20 - Diapositive
Noemer waaronder verschillende concrete motieven kunnen worden ondergebracht.
Een abstract motief is dus niet meer aanwijsbaar op tekstniveau, maar heb je als lezer zelf ‘bedacht’.
Is subjectief, je kunt er van mening over verschillen. Bijvoorbeeld ziekte in een psychologische roman, je geeft zelf invulling aan de vraag waarom de ziekte iedere keer terugkomt.
Slide 21 - Diapositive
Definitie en kenmerkeneindinterpretatie
Slide 22 - Diapositive
Hoofdmotief
Noemer die de betekenis van de tekst als geheel uitdrukt. Noemer waaronder de meeste (dus niet alle) abstracte motieven van een tekst kunnen worden ondergebracht.
Grondmotief Speciaal soort hoofdmotief: noemer die op het hoogste abstractieniveau alle andere motieven in zich omvat.
Spiegeltekst/mise en abyme Passages die de betekenis van de tekst als geheel spiegelen. Het grondmotief komt expliciet ter sprake.