Examentraining signaalwoorden 2

Examentraining Engels 
Reading + Listening
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Examentraining Engels 
Reading + Listening

Slide 1 - Diapositive

Tips and tools
1. Leer signaalwoorden: -> structuur, verbanden, doel van de tekst. bijv. because, and, therefore, however, furthermore....
2. Zorg dat je de vragen die in het Engels gesteld worden begrijpt. 
3. Oefen met het zoeken van woorden in een woordenboek.

Slide 2 - Diapositive

 Signaalwoorden (linking words)
Om een tekst beter te kunnen begrijpen, kun je letten op signaalwoorden. Signaalwoorden geven verbanden tussen onderdelen van een tekst aan. 
Met signaalwoorden kun je ook vaak bepalen wat het doel van de schrijver is:
een voorbeeld geven: for example, such as, like
extra informatie geven: also, moreover, on top of that, besides, and, what’s more, furthermore
iets tegenspreken: however, but, instead, although, except
een reden geven: that’s why, because, obviously
een voorwaarde geven: if, whether, unless
een volgorde aangeven: first, secondly, finally
een conclusie trekken: so, therefore

Slide 3 - Diapositive

Welk signaalwoord hoort bij welk tekstverband?
Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
As well as
In short
Provided that
However
For instance
Uitbreiding/Opsomming
Gevolg/Conclusie
Voorwaarde
Tegenstelling
Voorbeelden

Slide 4 - Question de remorquage

... to her regular job, she also volunteers at a local charity.
A
In addition
B
Instead of
C
Meanwhile
D
Obviously

Slide 5 - Quiz

... of the pandemic, many businesses have closed down.
A
As a result
B
Therefore
C
In fact
D
Since

Slide 6 - Quiz

They were angry ... their plans had been discovered.
A
moreover
B
because
C
therefore
D
and

Slide 7 - Quiz

He never studies, ... he failed his exam.
A
in addition
B
at least
C
that's why
D
in fact

Slide 8 - Quiz

......... I’m here early, I can help you make dinner.
A
since
B
as well as
C
consequently
D
instead

Slide 9 - Quiz

Welk signaalwoord in de tekst geeft een tegenstelling aan?

Slide 10 - Question ouverte

Soorten vragen: meerkeuze/open vragen
Welk signaalwoord helpt in deze tekst om het juiste antwoord te geven (alinea 1)?

Slide 11 - Diapositive


Because geeft je meteen het antwoord

Slide 12 - Diapositive

Soorten vragen: alinea's in de juiste volgorde zetten

Slide 13 - Diapositive

before betekent eerst/voor_> hiermee leggen ze uit hoe ze eerst poep verwerkten...so( dus) is ook een signaalwoord dit geeft aan dat het veel luchtvervuiling scheelt-> ook dit kan je een aanwijzing geven
now betekent nu/op dit moment dus hoe het nu wordt verwerkt->  logisch zou zijn om deze aan het eind te zetten
when betekent als/wanneer-> in deze alinea wordt verteld hoe de verwerking plaatsvindt, dit is dus een uitleg die mooi aansluit op de introductie alinea. Daarna leggen ze uit hoe het voorheen was-> before en als laatste hoe het nu is: c-a-b

Slide 14 - Diapositive

Questions
De vragen over de tekst worden gesteld in zowel het Nederlands als in het Engels.

Do you know what these questions mean?
Can you translate them into Dutch?

Slide 15 - Diapositive



point  -> punt/doel
previous->  voorheen, ervoor, recent
fail ->falen, mislukken
often ->vaak
refuse ->weigeren
explains ->legt uit
contradict ->tegengesteld, spreekt tegen
summarises ->in het kort, samengevat
quotations ->citaten
refers to verwijst naar, refereert naar
adolescents-> pubers
increasingly ->in toenemende mate
defined -> bepaald

Slide 16 - Diapositive

How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?

Slide 17 - Quiz

What does the word..... refer to?
A
Waar wijs je naar?
B
Waar verwijst het woord naar?
C
Wat betekent het woord wijzen?
D
Wat doet het woord verwijzen daar?

Slide 18 - Quiz

What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?
C
Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
D
Is dat het punt van alinea 5?

Slide 19 - Quiz

What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?

Slide 20 - Quiz

What becomes clear in line 17?
A
Dat is duidelijk regel 17.
B
Wie schreef regel 17?
C
Wat wordt er duidelijk in regel 17?
D
Regel 17 lijkt mij duidelijk.

Slide 21 - Quiz

What can be concluded in paragraph 3 and 4?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Welke conclusie wordt er duidelijk in alinea 3 en 4?
C
Is dat de conclusie van de tekst?
D
Wat is de conclusie?

Slide 22 - Quiz

Which of the following words mean ...
A
Wat betekenen deze woorden?
B
Wat betekent het volgende?
C
Welke van de volgende woorden betekent...
D
Wie is bekend met de volgende woorden?

Slide 23 - Quiz

Soorten vragen: citeervragen

Slide 24 - Diapositive

Het signaalwoord therefore (daarom, dus) wijst op het gevolg
alles daarachter is een aanwijzing...
     Therefore, Mr Rothwell....

Slide 25 - Diapositive

Soorten vragen: 
gatenvragen

Slide 26 - Diapositive

Klik voor extra uitleg
one-sided = eenzijdig. Alice vertelt dat zij uit een rijke familie komt en dat zij 'in a bubble' leefde. Dat wil zeggen dat zij alleen welvarende kant van het leven kent en dat ze alleen een beperkte kring mensen kent. 
Klik voor extra uitleg
However = echter/ maar/ toch -> wijst op een tegenstelling. In de zin ervoor lees je wat de opvattingen van Alice over arme mensen zijn:'' cheap trackstuits, ... big earrings". In de zin die volgt legt Alice uit dat deze mensen beter gekleed waren dat zij verwachtte: ''...better dressed than I'd expected."
Klik voor extra uitleg
independent = onafhankelijk. Alice doet graag haar eigen ding en wil niet ergens aan vast zitten.

Slide 27 - Diapositive

Watch a short video 'How to boil an egg' and answer the questions.
1. Jamie Oliver wants to teach us some perfect ways to boil an egg.
True or False?
2. What does he say about the size of an egg?
3. Why does he add a little salt to boiling water?
4. To have your egg hard-boiled you need to cook it for:
a) 5,5 min  b) 11-12 min  c) 7,5 min  d) it depends on the size of the pan
5. What does Jamie compare a shell of an egg to?

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Watch a short video 'How to boil an egg' and answer the questions.
1. Jamie Oliver wants to teach us some perfect ways to boil an egg.
True or False?
2. What does he say about the size of an egg?
3. Why does he add a little salt to boiling water?
4. To have your egg hard-boiled you need to cook it for:
a) 5,5 min  b) 11-12 min  c) 7,5 min  d) it depends on the size of the pan
5. What does Jamie compare a shell of an egg to?

Slide 30 - Diapositive

Watch a short video 'How to boil an egg' and answer the questions.
1. Jamie Oliver wants to teach us some perfect ways to boil an egg. True
2. What does he say about the size of an egg? You should always choose the same size egg if you want to have a perfect result.
3. Why does he add a little salt to boiling water? To prevent an egg from cracking
4. To have your egg hard-boiled you need to cook it for:
b) 11-12 min
5. Waarmee vergelijkt Jamie een schil van een ei? Met een mini-oven

Slide 31 - Diapositive

Good luck!

Slide 32 - Diapositive