Les 7 - 25 oktober - mavo 2

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Mavo 2

Herhalingsles

Wat doen we deze les?

• Terugblik op de proeftoets.
• Herhalen van de onderdelen die nog beter kunnen.

Terugblik op de proeftoets

Leg uit als het staat 'leg uit' en geef een voorbeeld als hier om wordt gevraagd, lees de vraag goed! 

Noteer bij een rekenvraag je berekening! 

Vandaag aan de slag met:

Herhalen van de onderdelen die nog beter kunnen.

Functies van geld

Ruilmiddel

Spaarmiddel

Rekenmiddel

Zelfvoorziening

Zelf voor iets zorgen in plaats van dat je het koopt. 

Bijvoorbeeld: een eigen moestuin, het zelf schilderen van je huis, je band plakken.

Welvaart en welzijn

Welvaart : het vermogen om te kopen wat je wil hebben.

Welzijn: het vermogen om je gelukkig te voelen met wat je hebt.

Inflatie & koopkracht

De hoeveelheid producten die je kunt kopen, noem je je koopkracht.

 

Je koopkracht hangt af van:

• je inkomen: hoe hoger je inkomen, hoe groter je koopkracht;
  
• de prijzen van producten: hoe hoger de prijzen, hoe kleiner je koopkracht.
  

Het duurder worden van producten noem je inflatie.

Als er inflatie is, kun je minder kopen met dezelfde hoeveelheid geld: de koopkracht neemt af.

Schaars en prioriteiten stellen

Om in je behoeften te kunnen voorzien heb je middelen nodig, zoals bijvoorbeeld tijd en geld. Deze middelen zijn beperkt, dat noem je schaarste. Je zult keuzes moeten maken welke behoeften je wilt voorzien. Hiervoor moet je bepalen wat je belangrijk vindt, dit noem je prioriteiten stellen.

Rekenvaardigheden

Omrekenen

Als je bedragen moet omrekenen, reken je altijd eerst om naar een jaar.

voorbeeld 1

Je krijgt € 6,- zakgeld per week. Hoeveel is dit per maand?

Stappen:

1. Eerst reken je het weekbedrag om naar een jaarbedrag:                                        € 6 x 52 = € 312.
2. Dan reken je het jaarbedrag om naar het maandbedrag:                                        € 312 : 12 = € 26.

voorbeeld 2

Je krijgt € 30,- zakgeld per maand. Hoeveel is dit per week?

Stappen:

1. Eerst reken je het maandbedrag om naar een jaarbedrag:                                        € 30 x 12 = € 360.
2. Dan reken je het jaarbedrag om naar het weekbedrag:                                           € 360 : 52 = € 6,92.

Bram krijgt €10 zakgeld per week. Hoeveel is dat per maand?

1. €10
2. €43,33
3. €40
4. €1,42

De contributie voor de voetbalclub kost € 95 per jaar. Hoeveel is dat per week?

1. € 1,79
2. € 1,83
3. € 7,30
4. € 7,92

Fam. de Boer ontvangt € 197,51 kinderbijslag per kwartaal. Hoeveel is dit per jaar?

1. € 592,53
2. € 790,04

Hoeveel weken zitten er in een jaar?

Hoeveel maanden heeft een kwartaal?

Hoeveel jaar is 36 maanden?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Nationaal inkomen

Nationaal inkomen

Het totale inkomen van een land noem je het nationaal inkomen. Door het nationaal inkomen te delen door het aantal inkomens kun je de welvaart tussen landen vergelijken.

Formule:

inkomen per hoofd van de bevolking = nationaal inkomen : aantal inwoners

Ghana heeft 28,2 miljoen inwoners. Het Nationaal inkomen is 66 miljard dollar. Wat is het Nationaal inkomen per hoofd van de bevolking?

Nationaal inkomen: 300 miljard. Aantal inwoners 10 miljoen. Bereken het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking

Getal berekenen met procenten

Getal berekenen met procenten

percentage : 100 x getal

Voorbeeld

Op een school werken 85 leraren. Daarvan is 51% ouder dan 50 jaar. Reken uit hoeveel leraren boven de 50 zijn.

51% van 85 = 51 : 100 x 85 = 43,35 leraren = 43 leraren

Hoeveel is 30% van 25.800?

1. 7.740
2. 77.400

Hoeveel is 10% van 135?

1. 1,35
2. 13,5

Je wilt een Vespa Sprint kopen. Je krijgt 31% korting. De oude prijs is €1.249,85. Hoeveel € korting krijg je?

1. € 31
2. € 387,45
3. € 862,40
4. € 421,99

Op een spijkerbroek van € 70 krijg je 5% korting. Hoeveel euro korting is dat? Rond af op twee decimalen.

Op een paar schoenen van € 160 krijg je 15% korting. Hoeveel euro korting is dat? Rond af op twee decimalen.

Een percentage berekenen

Een percentage berekenen

wat : waarvan x 100%

Voorbeeld:

Stel, je inkomen per maand is € 250. Je geeft € 50 uit aan kleding. Hoeveel procent van je inkomen geef je uit aan kleding?

WAT wil je weten in procenten? € 50

WAARVAN wil je dit weten? € 250

50 : 250 = 0,20,2 x 100% = 20%

Hoeveel procent is 672 van 1.200?

1. 0,56 %
2. 56 %

Een toets bestaat uit 34 vragen, 12 hiervan zijn meerkeuze, welk percentage is dat?

1. 12
2. 26
3. 34
4. 35

Simon heeft € 200 in zijn portemonnee.
Hij gaat uit eten met zijn vriendin en rekent € 85 af.
Hoeveel procent van zijn geld heeft hij nu uitgegeven?

Het Nederstein College is een school met 1200 leerlingen. Van deze leerlingen volgen 650 de vmbo-opleiding. Hoeveel procent van de leerlingen doet vmbo?

Succes met leren!