gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
Het zijn taalmiddelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.
Slide 3 - Diapositive
EIND WEEK 20
Welke stijlfiguren moet je kennen - Overzicht
herhaling
tautologie
pleonasme
vooropplaatsing
opsomming
climax
anticlimax
parallellisme
tegenstelling
overdrijving
retorische vraag
Klik hier voor het leerstofoverzicht voor tw3 (zie ook Classroom).
Uit: 'Op Niveau'
Slide 4 - Diapositive
over: herhalingen!
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Wat is wat?
Pleonasme herhaalt een eigenschap dat al in een woord verwerkt zit (twee verschillende woordsoorten).
Tautologie zegt twee keer hetzelfde (synoniemen).
Slide 7 - Diapositive
Nog even iets extra's:
Pleonasme: je voegt een eigenschap van iets toe in een uiting, terwijl dat niet nodig is of al vanzelf spreekt.De woorden die gebruikt worden, behoren niet tot dezelfde woordsoort.
Tautologie:je zegt/schrijft twee keer hetzelfde, in andere woorden, achter elkaar. Hier worden wel vaak dezelfde woordsoorten gebruikt.
Let op: soms maken een pleonasme of een tautologie een tekst sterker. Soms juist niet. Hier gaan we in een volgende les op in.
Slide 8 - Diapositive
Een filmpje.
Noteer zoveel mogelijk tautologieën en pleonasmes
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Test jezelf!
Een quizje met negen vragen over
Stijlfiguren pleonasme en tautologie
Slide 11 - Diapositive
De gele zonnebloemen maken de kamer veel gezelliger.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 12 - Quiz
Door de regen kon je de overkant haast bijna niet meer zien.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 13 - Quiz
Misschien dat ze er wellicht nog achter komen.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 14 - Quiz
Deze zomer hadden wij de parasol wel nodig tegen de hete tropenzon.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 15 - Quiz
De mondelinge bespreking
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 16 - Quiz
Het is gratis en voor niets.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 17 - Quiz
Die spullen worden gewoon gratis weggegeven.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 18 - Quiz
Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 19 - Quiz
Het koude ijs zat als een dikke laag op de autoruit.
A
pleonasme
B
tautologie
Slide 20 - Quiz
Wat is het verschil tussen tautologie en pleonasme?
Slide 21 - Question ouverte
Bedenk zelf een zin met een pleonasme of tautologie
Slide 22 - Question ouverte
Hierna een filmpje met een overzicht van de verschillende soorten beeldspraak en stijlfiguren.