Consumenten vanaf 2de orde = carnivoren, omnivoren
Slide 6 - Diapositive
Trofische niveau's
Slide 7 - Diapositive
Trofische niveau's
Detrivoren: afvaleters, reducenten die leven van dode resten
Reducenten: bacterien en schimmels die overgebleven dode resten afbreken tot anorganische stoffen (mineralen,
water, CO2)
= mineralisatie
Slide 8 - Diapositive
Stofwisseling
Assimilatie = opbouw van organische moleculen (energie nodig)
Dissimilatie = afbraak van organische moleculen (energie vrij)
Slide 9 - Diapositive
Assimilatie = opbouwstofwisseling
Gewone assimilatie Voortgezette assimilatie
kleine moleculen vormen organische moleculen glucose vormt koolh, eiwit, vet
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Hoe zat het ook alweer? Een slang eet een muis. Van welke voedselrelatie is er dan sprake?
A
predatie
B
parasitisme
C
vraat
Slide 12 - Quiz
Leg in je eigen woorden uit wat vraat is
Slide 13 - Question ouverte
0
Slide 14 - Vidéo
Sleep de termen naar de juiste beschrijvingen toe:
Deze organismen zetten de organische stoffen in detritus om in anorganische stoffen
Deze organismen assimileren organische stoffen
Deze organismen doen aan voortgezette assimilatie. Ze nemen organische stoffen op uit hun omgeving
producenten
consumenten
reducenten
Slide 15 - Question de remorquage
Welke stoffen zijn anorganisch? en welke zijn anorganisch?
Sleep de moleculen naar de juiste categorie.
anorganische moleculen
organische moleculen
water
glucose
zetmeel
zuurstof
aminozuur
eiwit
CO2
nitraat
DNA
stikstof (N2)
RNA
bladgroen
Slide 16 - Question de remorquage
Slide 17 - Vidéo
Sleep de termen naar de bijbehorende omschrijving
Deze organismen halen energie uit chemische processen om daarmee te assimileren.
Deze organismen kunnen zelf geen organische stoffen maken. Hiervoor zijn ze van andere organismen afhankelijk
Deze organismen onttrekken alleen maar anorganische stoffen uit hun omgeving. Daar maken ze organische stoffen van.
Deze organismen vangen lichtenergie op om daarmee te kunnen assimileren
autotroof
chemo-autotroof
foto-autotroof
heterotroof
Slide 18 - Question de remorquage
Zet de volgende organismen in de juiste volgorde om een voedselketen te vormen. Begin links met het laagste trofisch niveau
Slide 19 - Question de remorquage
Bonenplanten verdedigen zich tegen vraat van spint (mijteninfectie) door bepaalde stoffen aan te maken. Deze stoffen worden terpenen genoemd. Deze terpenen lokken roofmijten aan die de spint-mijten vervolgens opeten. Daarnaast zorgen de terpenen ervoor dat buurplanten ook terpenen aanmaken. Van welke voedselrelatie is er sprake tussen de bonenplant en de spint? Van welke voedselrelatie is er sprakke tussen de spint en de roofmijt?
Slide 20 - Question ouverte
Bonenplanten verdedigen zich tegen vraat van spint (mijteninfectie) door bepaalde stoffen aan te maken. Deze stoffen worden terpenen genoemd. Deze terpenen lokken roofmijten aan die de spint-mijten vervolgens opeten. Daarnaast zorgen de terpenen ervoor dat buurplanten ook terpenen aanmaken. Leg uit dat het functioneelis voor planten om de terpenen pas af te scheiden als ze worden bedreigd door herbivoren.
Slide 21 - Question ouverte
Piramides: aantallen vs biomassa
Biomassa = totale gewicht van alle organische stoffen
Slide 22 - Diapositive
Energiestromen
Bruto primaire productie (BBP) = alle biomassa die in een ecosysteem door producenten gevormd wordt
Netto primaire productie (NPP) = wat van het BBP overblijft na dissimilatie
Slide 23 - Diapositive
Energiestromen
Uit ecologisch onderzoek
blijkt dat in alle
ecosystemen de productie
op een volgend trofisch
niveau gemiddeld
maar 10 % is van de
productie op het
niveau daarvoor.
Slide 24 - Diapositive
Hiernaast zie je een piramide. De breedte van de balk van het onderste trofische niveau is smaller dan de balk daarboven. Welke verklaring daarvoor is het meest aannemelijk?
A
bomen creëren minder biomassa dan bladeters
B
Alle bomen bij elkaar wegen minder dan alle bladeters bij elkaar
C
de getoonde piramide is een piramide van aantallen
D
Dit is een piramide uit een ecosysteem waar niet veel bomen groeien
Slide 25 - Quiz
Leg met behulp van dit voedselweb uit dat de kikker zowel een consument 2e orde als consument 3e orde is.
Slide 26 - Question ouverte
Het proces dat in de reactievergelijking is weergegeven is een voorbeeld van
A
assimilatie
B
dissimilatie
Slide 27 - Quiz
Welke groepen van organismen zijn in staat tot dit proces?
Let op: meerdere antwoorden kunnen goed zijn.
A
producenten
B
consumenten
C
afvaleters
D
reducenten
Slide 28 - Quiz
Leg uit waarom niet de volledige hoeveelheid biomassa die geproduceerd wordt door producenten in een ecosysteem (bruto primaire productie) beschikbaar is voor de consumenten eerste orde.
Slide 29 - Question ouverte
Sleep de onderstaande processen naar de juiste plaats in het energiestroomschema
Het voedselaanbod
Energieverlies via ontlasting
Deel van de energie gebruikt voor vastleggen biomassa
Deel van de energie dat opgenomen wordt in het lichaam van een organisme