Nederlands_meerdanlezen_paragraaf1enparagraaf2

Proefwerk Leesvaardigheid
Hoofdstuk 1: Meer dan lezen
Paragraaf 1: Strategieën 
Paragraaf 2: Onderwerp en hoofdgedachte 
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Proefwerk Leesvaardigheid
Hoofdstuk 1: Meer dan lezen
Paragraaf 1: Strategieën 
Paragraaf 2: Onderwerp en hoofdgedachte 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
1. Ik kan leesstrategieën gebruiken om bepaalde informatie uit een tekst te halen. 
2. Ik kan woordraadstrategieën gebruiken om de betekenis van onbekende woorden te vinden. 
3. Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst  bepalen. 

Slide 2 - Diapositive

Strategieën
Er zijn verschillende manieren om een tekst te lezen. Manieren van lezen heten leesstrategieën. Welke strategie je kiest, hangt af van je leesdoel.
   

Er zijn ook gesproken teksten, zoals een presentatie of een interview. Als je daarnaar luistert, kun je een luisterstrategie gebruiken. Net als bij lezen hangt je strategie af van je doel.

Slide 3 - Diapositive

Vaststellen welke kanten van het onderwerp worden besproken (deelonderwerpen)
Globaal lezen
Oriënterend lezen
Precies lezen
Zoekend lezen
Bruikbare informatie in een tekst vinden
Een tekst helemaal goed begrijpen
Vaststellen waar een tekst over gaat (het onderwerp)

Slide 4 - Question de remorquage

Leesstrategieën
1. Oriënterend --> vaststellen waarover een tekst gaat (het  onderwerp)
2. Globaal --> vaststellen welke kanten van het onderwerp worden besproken (deelonderwerpen
3. Precies --> een tekst helemaal goed begrijpen 
4. Zoekend --> bruikbare informatie in een tekst vinden

Slide 5 - Diapositive

Welke uitspraak is juist? Als je een tekst oriënterend leest, …
A
Bekijk je de tekst en lees je de inleiding van de tekst.
B
Lees je de inleiding en let je op woorden die vaker worden gebruikt.
C
Bekijk je de vetgedrukte inleiding en lees je de tussenkopjes.
D
Lees je de tussenkopjes en let je op anders gedrukte woorden

Slide 6 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je als je bruikbare informatie in een tekst wilt vinden?
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
precies lezen
D
zoekend lezen

Slide 7 - Quiz

Woordraadstrategieën
Als je in een tekst een onbekend woord tegenkomt, kun je proberen zelf de betekenis te vinden. Je kijkt daarvoor naar de context, de tekst rond het onbekende woord. Zo kun je uit de tweede helft van de volgende zin afleiden dat goedgemutst hetzelfde betekent als opgewekt:
 

Mijn lerares was vandaag zeker goedgemutst, want zij kwam met een lach binnen, maakte alleen maar grapjes en toen zij vertrok, neuriede zij een vrolijk deuntje.

Slide 8 - Diapositive

Woordraadstrategieën 
Lees de volgende alinea goed door: Het kost volgens hem alleen wel wat meer moeite om van planten te houden. ‘Ze bevinden zich op een andere golflengte. Dat verschil in golflengte moet je zien te overwinnen. Ze hebben bijvoorbeeld een andere tijdschaal. Het lijkt alsof ze stilstaan, maar als je de film versneld afdraait, zoals in de serie The Green Planet van de BBC, zie je dat planten wel degelijk bewegen. Ze kunnen reizen, ze kunnen dingen waarnemen en ze kunnen hun plek opeisen. Het lijken misschien statische groene wezens, maar als je hun verhalen kent, ga je ze enorm waarderen.’ 

Slide 9 - Diapositive

Welke woordraadstrategie kun je gebruiken om de betekenis te vinden van golflengte?
A
Zoek een definitie
B
Zoek een omschrijving
C
Zoek een synoniem
D
Zoek een voorbeeld

Slide 10 - Quiz

Welke woordraadstrategie past bij dit voorbeeld: grootspraak - opschepperij?
A
Definitie
B
Synoniem
C
Omschrijving
D
Tegenstelling

Slide 11 - Quiz

Welke woordraadstrategie past bij dit voorbeeld: anoniem - met naam?
A
Bekend woorddeel
B
Definitie
C
Tegenstelling
D
Synoniem

Slide 12 - Quiz

Welke woordraadstrategie past bij dit voorbeeld: onnatuurlijk?
A
Bekend woorddeel (afleidingen)
B
Bekend woorddeel (samenstellingen)
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 13 - Quiz

Welke woordraadstrategie past bij dit voorbeeld: luchtballon?
A
Definitie
B
Bekend woorddeel (samenstellingen)
C
Bekend woorddeel (afleidingen)
D
Tegenstelling

Slide 14 - Quiz

Woordraadstrategieën
1. Een synoniem: is een ander woord met dezelfde betekenis
2. Omschrijving: legt uit wat een woord betekent
3. Definitie: is een vaste, nauwkeurige omschrijving
4. Voorbeeld: herken je aan woorden zoals, (bij)voorbeeld
5. Tegenstelling: een woord dat het tegenovergestelde betekent
6. Bekend woorddeel: samenstellingen en afleidingen 
7. Illustratie: zijn plaatjes, foto's, schema's of rijtjes

Slide 15 - Diapositive

Woordraadstrategieën: bekend woorddeel
Bekende woorddelen vind je in: 
  • Samenstellingen (woorden die bestaan uit twee of meer andere woorden): plaatsvinden, gevangenenbewaarder
  • Afleidingen: (woorden met een voor- en/of achtervoegsel): onschuldig, bergachtig, kindjes
  • Woorden met delen uit een andere taal: voicemailbericht, carpoolplaats

Slide 16 - Diapositive

Wat is de omschrijving van het woord ‘context’?
A
de betekenis van een woord
B
de tekst rond een woord
C
een omschrijving van een woord
D
het onderwerp van de tekst

Slide 17 - Quiz

Welke woordraadstrategie past bij dit voorbeeld: Piet is iemand die alles van een negatieve kant bekijkt: hij is dus een echte pessimist.
A
Definitie
B
Voorbeeld
C
Omschrijving
D
Illustratie

Slide 18 - Quiz

Welke woordraadstrategie past bij dit voorbeeld: Ratelen is het snel achter elkaar een aantal harde geluiden maken.
A
Omschrijving
B
Definitie
C
Bekend woorddeel (afleiding)
D
Voorbeeld

Slide 19 - Quiz

Welke woordraadstrategie past bij dit voorbeeld: inhaleren -inademen?
A
Tegenstelling
B
Antoniem
C
Definitie
D
Synoniem

Slide 20 - Quiz

Informatie kunnen geven over 
Weten niets
Zeer kleine
Kwaal
Verschijnselen
Uithoudings-vermogen
Symptomen
Minieme
Tasten in het duister
Wilskracht
Aandoening
Licht kunnen werpen op

Slide 21 - Question de remorquage

Onderwerp en hoofdgedachte
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt met één woord of een paar woorden zeggen wat het onderwerp is, bijvoorbeeld eerlijke kleding of veiligheid op school. 

 Zo vind je het onderwerp van een tekst:
1. Lees de tekst oriënterend
2. Geef een zo kort mogelijk antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?

Slide 22 - Diapositive

Onderwerp en hoofdgedachte
De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt. Bij het onderwerp kleding kan de hoofdgedachte zijn: We gooien steeds meer kleding weg of Via sociale media en internet kun je tegenwoordig gemakkelijk kleding ruilen.

Let op: de hoofdgedachte van een tekst is nooit een vraag. 

Slide 23 - Diapositive

Onderwerp en hoofdgedachte
Zo vind je de hoofdgedachte van een tekst:
1. Lees de tekst precies. 
2. Kijk aan het begin en het eind van de tekst of de hoofdgedachte daar letterlijk staat. Als dit niet zo is, vraag je dan af wat het antwoord is op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt? 

Slide 24 - Diapositive

Toetsinstructie voor antwoorden
  • Beantwoord open vragen in een complete zin.
  • Herhaal het belangrijkste deel van de vraag en zet het antwoord erachter.
  • Let op het taalgebruik.
  • Zorg voor de juiste spelling, een goede zinsbouw en correcte plaatsing van hoofdletters en leestekens.

Voorbeeld vraag: Wat is het onderwerp van de tekst? 
Voorbeeld antwoord: Het onderwerp van de tekst is kleding voor jongeren.

Slide 25 - Diapositive

Je wilt het onderwerp van een tekst weten. Welke leesstrategie pas je toe?
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
precies lezen
D
zoekend lezen

Slide 26 - Quiz

Hoe noem je de zin waarmee je het belangrijkste van een tekst samenvat?
A
De hoofdzin
B
De hoofdzaak
C
De samenvatting
D
De hoofdgedachte

Slide 27 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je om de hoofdgedachte van de tekst te vinden?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Precies lezen
D
Zoekend lezen

Slide 28 - Quiz

Lees de tekst Waarom geeft men elkaar cadeaus? en beantwoord de vragen. 

[1] December is bij uitstek de maand waarin er veel cadeaus worden gegeven, van cadeaukaarten tot parfums en van boeken tot een airfryer. Het geven van cadeaus is in vrijwel alle culturen al eeuwenlang een gewoonte. Maar waarom geven mensen elkaar eigenlijk cadeaus?
[2] Tegenwoordig zijn er ontzettend veel redenen of gewoonten om elkaar cadeaus te geven. Of het nu gaat om bepaalde tradities bij feestdagen of simpelweg als blijk van liefde of dank: we verwennen elkaar graag. Om erachter te komen waarom men elkaar graag cadeautjes geeft, kunnen we het best naar de geschiedenis kijken. In de prehistorie gaven mensen elkaar al tanden en stenen cadeau, waarmee sieraden gemaakt konden worden. Vermoed wordt dat zij dit deden om succes uit te stralen, maar ook om genegenheid te tonen.

Slide 29 - Diapositive

Tekst: Waarom geeft men elkaar cadeaus?
Cadeaus voor de goden
[3] In de tijd van de farao’s in Egypte was het heel normaal om geschenken mee te geven in het graf van overledenen. Dit zou moeten helpen bij de overgang naar het hiernamaals. Voor de ‘gewone’ burgers betekende dit dat zij alledaagse voorwerpen zoals kommen en voedsel mee het graf in kregen. De rijke, machtige Egyptenaren werden begraven met uitgebreide geschenken, zoals gouden sieraden. Dit zou de goden tevreden moeten stellen.
[4] Ook de oude Grieken gaven cadeaus om de goden goed te stemmen. Zo zouden op verjaardagen vaak taarten aan elkaar gegeven worden met daarop een kaars. Dit zou Artemis, godin van onder meer de zwangere vrouw en de maan, tevreden moeten houden. Het in één keer uitblazen van de kaars betekende dat er een wens gedaan mocht worden, die met de rook meegenomen werd naar boven. Deze gewoonte bestaat tegenwoordig nog steeds.

Slide 30 - Diapositive

Tekst: Waarom geeft men elkaar cadeaus?
[5] Ook de Romeinen waren bekend met het geven van cadeaus. Op de laatste dag van het Romeinse feest Saturnaliën werden er cadeaus uitgewisseld. Ook dit feest was bedoeld als verering van een god, namelijk Saturnus. Het geven van cadeaus werd een soort traditie: men wenste elkaar er een goede oogst mee.


Middeleeuwen
[6] Tijdens de middeleeuwen werden geschenken vooral ingezet om gunsten van elkaar te verkrijgen of als bewijs van loyaliteit. Het geven van bijvoorbeeld voedsel aan anderen was in deze tijd niet ongebruikelijk. Het schenken van boeken of manuscripten gebeurde eveneens, maar ook daar moest wel iets tegenover staan, aangezien deze goederen heel waardevol waren. Het geven van een boekenbon ging in die tijd helaas nog niet.

Slide 31 - Diapositive

Tekst: Waarom geeft men elkaar cadeaus?
Verjaardagen
[7] Wanneer men precies begonnen is met het geven van verjaardagscadeaus, is niet helemaal duidelijk. Het werd dus al door de Grieken gedaan met de verjaardagstaarten, maar misschien gebeurde het ook al eerder. Het bekendste geval waarbij er cadeaus gebracht werden naar een ‘verjaardag’, was de geboorte van Jezus. De drie wijzen (of: koningen) uit het oosten brachten immers allemaal geschenken voor hem mee. Dat is mogelijk ook de reden waarom men kerstcadeaus aan elkaar geeft, want zowel met kerstcadeaus als met verjaardagscadeaus wenst men elkaar geluk en gezondheid voor het volgende jaar.
[8] Cadeaus geven is dus iets van alle tijden. Of het nu om verering van goden gaat, het tonen van loyaliteit, als blijk van dank of het tonen van liefde: er zijn genoeg redenen om elkaar af en toe blij te maken met een geschenk.

Slide 32 - Diapositive

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
cadeaus als teken van liefde
B
de maand december als cadeaumaand
C
gewoontes bij feestdagen
D
redenen om cadeaus te geven

Slide 33 - Quiz

Is de volgende uitspraak waar of niet waar?
In de middeleeuwen was het geven van cadeaus vooral bedoeld om de ontvanger blij te maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

In welke periode in de geschiedenis werden cadeaus niet gegeven om de goden blij te maken?
A
in de middeleeuwen
B
in de tijd van de Grieken
C
in de tijd van de Egyptenaren
D
in de tijd van de Romeinen

Slide 35 - Quiz

Wanneer begonnen mensen met het geven van verjaardagscadeaus?
A
Dat begon bij de geboorte van Jezus.
B
Dat begon in de Griekse tijd.
C
Dat weten we niet zeker.
D
Dat begon in de middeleeuwen.

Slide 36 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Anderen blij maken is voor mensen altijd de belangrijkste reden geweest om elkaar cadeaus te geven.
B
In de loop der eeuwen zijn er allerlei redenen geweest om elkaar cadeaus te geven, zoals liefde, dank en trouw.
C
Mensen geven elkaar tegenwoordig allerlei cadeaus om elkaar te verwennen, zoals taarten en parfums.
D
Vroeger gaven mensen alleen cadeaus om de goden blij te maken, dus ze gaven geen cadeaus uit liefde of vriendschap.

Slide 37 - Quiz

Je kunt nu
1. Ik kan leesstrategieën gebruiken om bepaalde informatie uit een tekst te halen. 
2. Ik kan woordraadstrategieën gebruiken om de betekenis van onbekende woorden te vinden. 
3. Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst  bepalen. 

Slide 38 - Diapositive