3 V GR Samentrekking test MP

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De samentrekking heb ik ...... begrepen.
A
goed
B
voldoende
C
nog niet zo goed
D
slecht

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kun je samentrekkingen herkennen en de foutieve samentrekkingen verbeteren?


A
Ik vind het nog lastig.
B
Ik kan ze wel herkennen, maar nog niet goed verbeteren.
C
Meestal kan ik ze herkennen en verbeteren, sommige zinnen blijven lastig.
D
Ik heb dit onderdeel helemaal onder de knie.

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een samentrekking?
A
Herhaalde woorddelen/woorden/zinsdelen weglaten
B
Twee woorden of uitdrukkingen die je door elkaar gooit
C
Een bijzin waarbij het niet duidelijk is wie de handeling uitvoert
D
Een hoofdzin die het onderwerp bevat van de bijzin

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een foutieve samentrekking komt voor...
A
wanneer het woord/woordgroep dat wordt weggelaten dezelfde grammaticale functie heeft
B
wanneer het woord/woordgroep dat wordt weggelaten een andere vorm heeft.
C
wanneer het woord/woordgroep dat wordt weggelaten dezelfde betekenis heeft
D
wanneer het woord/woordgroep dat wordt weggelaten op dezelfde plek staat tov pv

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Foutieve samentrekking of niet?
Zij wordt geaccepteerd en arts.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking:

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke zinnen wordt samentrekking gebruikt?
A
De docent nam afscheid en bedankte al zijn collega’s voor het prachtige cadeau.
B
Studenten hebben alleen maar zomervakantie en meivakantie.
C
Hij liep naar huis en deed de afwas.
D
Ik heb met de hond gewandeld en ik heb mijn huiswerk gemaakt.

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Samentrekkingen:
Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
A
Juist
B
Onjuist, functie komt niet overeen
C
Onjuist, getal komt niet overeen
D
Onjuist, betekenis komt niet overeen

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Foutieve samentrekking?
Zij wordt geaccepteerd en arts.
timer
1:00
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking: vorm
C
foutieve samentrekking: functie
D
foutieve samentrekking: betekenis

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Formuleren (samentrekking)

Welke zin maakt optimaal gebruik van een samentrekking?
A
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en de jongen heeft zijn vriend daarna een cadeau gegeven.
B
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en hem daarna een cadeau gegeven.
C
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en daarna een cadeau gegeven.
D
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en zijn vriend daarna een cadeau gegeven.

Slide 10 - Quiz

De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en hem/de jongen daarna een cadeau gegeven. (lijdend voorwerp / meewerkend voorwerp) 
Welke samentrekking is goed?
A
Anne maakte de bedden op en daarna het ontbijt klaar.
B
Jan spaart voor motorrijles en Anne voor rijles.
C
Het huiswerk was niet moeilijk en heb ik onder de les al af.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke samentrekking is goed?
A
De cake is klaar en gaan we meteen opeten.
B
De kortingsactie geldt in alle HEMA-winkels en ook voor aankopen via de website.
C
Oma zette een kopje thee en opa de kopjes op tafel.
D
In Huize Avondrood wordt niet meer zelf gekookt, maar nog wel maaltijden geserveerd.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij stak zijn hand uit en de straat over.
Deze samentrekking is
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Formuleren (samentrekking)

Welke zin maakt optimaal gebruik van een samentrekking?
A
Nick gaat koffie inschenken en rond met de koekjes.
B
Nick gaat koffie inschenken en Nick rond met de koekjes.
C
Nick gaat koffie inschenken en gaan rond met de koekjes.
D
Nick gaat koffie inschenken en gaat rond met de koekjes

Slide 14 - Quiz

Nick gaat koffie inschenken en Robbert gaat rond met de koekjes. reden: niet dezelfde betekenis (gaan / rondgaan met)