Formuleren

Formuleren
 10 minuten lezen
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Formuleren
 10 minuten lezen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel van vandaag
Aan het einde van de les weet je wat een samentrekking is en waaraan een goede samentrekking moet voldoen.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Samentrekking
Dat is als je een woord in een samengestelde zin kunt weglaten.

Tabitha heeft hoge cijfers, maar Tabitha heeft er ook hard voor gewerkt.
Tabitha heeft hoge cijfers, maar heeft er ook hard voor gewerkt.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3 voorwaarden

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorwaarde 1:
De weggelaten woorden moeten dezelfde functie hebben, vb. woordsoort, zinsdeel.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorwaarde 2:
De weggelaten woorden moeten dezelfde betekenis hebben.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorwaarde 3
De weggelaten woorden moeten hetzelfde getal hebben.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stappenplan:
1. Noteer de woorden die in tweede deel zijn weggelaten.
2. Bepaal de functie, nummer en betekenis van het weggelaten deel en het andere deel.
3. zijn functie, nummer en betekenis gelijk? super.
4. zijn ze verschillend, plaats de weggelaten woorden in de zin.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij stak zijn hand uit en de straat over.
Deze samentrekking is
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Foutieve samentrekking of niet?
Zij wordt geaccepteerd en arts.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking:

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke samentrekking is goed?
A
Anne maakte de bedden op en daarna het ontbijt klaar.
B
Jan spaart voor motorrijles en Anne voor rijles.
C
Het huiswerk was niet moeilijk en heb ik onder de les al af.

Slide 11 - Quiz

bedden opmaken ontbijt klaarmaken: andere betekenis.
het huiswerk: onderwerp in 1e deel, lijdend voorwerp in de tweede.
Formuleren (samentrekking)

Welke zin maakt optimaal gebruik van een samentrekking?
A
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en de jongen heeft zijn vriend daarna een cadeau gegeven.
B
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en hem daarna een cadeau gegeven.
C
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en daarna een cadeau gegeven.
D
De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en zijn vriend daarna een cadeau gegeven.

Slide 12 - Quiz

De jongen heeft zijn vriend gefeliciteerd en hem/de jongen daarna een cadeau gegeven. (lijdend voorwerp / meewerkend voorwerp) 
Welke samentrekking is goed?


A
De cake is klaar en gaan we meteen opeten.
B
De kortingsactie geldt in alle HEMA-winkels en ook voor aankopen via de website.
C
Oma zette een kopje thee en opa de kopjes op tafel.
D
In Huize Avondrood wordt niet meer zelf gekookt, maar nog wel maaltijden geserveerd.

Slide 13 - Quiz

de cake: onderwerp-- lijdend voorwerpD: wordt enkelvoud-- meervoud (maaltijden)
c: zette: andere betekenis
Samentrekkingen:
Streekromans interesseren me niet en lees ik dus niet.
A
Juist
B
Onjuist, functie komt niet overeen
C
Onjuist, getal komt niet overeen
D
Onjuist, betekenis komt niet overeen

Slide 14 - Quiz

in eerste deel onderwerp, in tweede deel lijdend voorwerp
Welke samentrekking is goed?
A
Anne maakte de bedden op en daarna het ontbijt klaar.
B
Jan spaart voor motorrijles en Anne voor rijles.
C
Het huiswerk was niet moeilijk en heb ik onder de les al af.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Formuleren (samentrekking)

Welke zin maakt optimaal gebruik van een samentrekking?
A
Nick gaat koffie inschenken en rond met de koekjes.
B
Nick gaat koffie inschenken en Nick rond met de koekjes.
C
Nick gaat koffie inschenken en gaan rond met de koekjes.
D
Nick gaat koffie inschenken en gaat rond met de koekjes

Slide 16 - Quiz

Nick gaat koffie inschenken en Robbert gaat rond met de koekjes. reden: niet dezelfde betekenis (gaan / rondgaan met)