Nederland als industriele samenleving

Nederland als industriële samenleving

Hoofdstuk 2
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederland als industriële samenleving

Hoofdstuk 2

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Leerlingen kunnen uitleggen waarom België eerder industrialiseerde dan Nederland.
  • Leerlingen begrijpen de invloed van grondstoffen en technologie op de economische ontwikkeling.

Slide 2 - Diapositive

De late industrialisatie in Nederland:

  • Nederland begon pas vanaf 1860 met een sterke groei in het aantal fabrieken en spoorwegen.
  • Dit was later dan in Groot-Brittannië, waar dit al in 1750 begon.

Slide 3 - Diapositive

Oorzaken van verschillen tussen België en Nederland:

  • België industrialiseerde sneller door toegang tot steenkool en ijzererts.
  • Nederland had minder grondstoffen en een grotere focus op handel en landbouw.

Slide 4 - Diapositive

Industriële ontwikkeling in het zuiden (België):
  • Het zuiden gebruikte steenkool en ijzererts om spin- en weefmachines te drijven.

  • Vanaf 1830 werden ijzer en staal gebruikt voor de bouw van spoorwegen en bruggen.

Slide 5 - Diapositive

Handel en landbouw in het noorden (Nederland):
  • Voor 1800 was de economie in het noorden gebaseerd op handel en landbouw.
  • Industrie was nauwelijks ontwikkeld door het gebrek aan grondstoffen zoals steenkool.

Slide 6 - Diapositive

De rol van Koning Willem I:
  • Koning Willem I probeerde Nederland en België samen te moderniseren.
  • België scheidde zich af in 1830 vanwege opstanden en politieke verschillen.

Slide 7 - Diapositive

Technologische vooruitgang:
  • Stoommachines werden gebruikt om water weg te pompen, zoals bij de drooglegging van de Haarlemmermeer (1848-1852).

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Nederland als industriële samenleving

Hoofdstuk 2

Slide 10 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Leerlingen begrijpen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam.

Slide 11 - Diapositive

De rol van Koning Willem I:
  • Na de afscheiding van België (1830) wilde Koning Willem I de economie van Nederland verbeteren.
  • Hij investeerde in infrastructuur: grachten, kanalen en spoorwegen.
  • In 1839 werd de eerste spoorlijn geopend tussen Haarlem en Amsterdam.
  • Rond 1830 stimuleerde hij de bouw van fabrieken, maar de groei kwam pas echt op gang in 1860.

Slide 12 - Diapositive

De oorzaken van de industrialisatie:
  • Verbetering van infrastructuur: Kanalen en spoorwegen maakten transport sneller en goedkoper.
  • Gebruik van stoommachines: Deze werden belangrijk in textielfabrieken en andere industrieën, zoals scheepsbouw en metaalindustrie.
  • Arbeid en lonen: In het oosten en zuiden werkten veel goedkope arbeiders, vaak boeren die extra wilden verdienen.
  • Koloniën als afzetgebied: De kolonie Nederlands-Indië zorgde voor een grote vraag naar Twentse textielproducten.

Slide 13 - Diapositive

De gevolgen:

  • Steeds meer bedrijven gingen stoomkracht gebruiken.
  • Textielfabrieken werden belangrijk voor de economie, met afzetmarkten in binnen- en buitenland.

Slide 14 - Diapositive

Maken: 
Maak opdrachten van pagina 57.  

Slide 15 - Diapositive

Nederland als industriële samenleving

Hoofdstuk 2

Slide 16 - Diapositive

Doel: 
Leerlingen kunnen de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven.

Slide 17 - Diapositive

Veranderingen door industrialisatie:
  • De samenleving veranderde door de komst van fabrieken.
  • Ambachtslieden verdwenen langzaam; ondernemers en arbeiders werden belangrijker.

Slide 18 - Diapositive

Verschillen tussen ondernemers en arbeiders:
  • Ondernemers: Eigenaren van fabrieken en beschikten over veel geld en middelen. Ze woonden in luxe huizen aan de rand van de stad.
  • Arbeiders: Werkten lange dagen in fabrieken en verdienden weinig. Ze woonden in eenvoudige, overvolle wijken.

Slide 19 - Diapositive

Arbeidsomstandigheden:
  • Werkdagen van 10 tot 14 uur waren normaal.
  • Slechte arbeidsomstandigheden:
- Fabriekshallen waren lawaaiig, stoffig en vochtig.
- Geen vakanties of vrije dagen.
- Werk was onveilig; ongelukken kwamen vaak voor.
- Arbeidsdeling zorgde voor eentonig werk.
  • Arbeiders waren afhankelijk van de fabrieksbazen en konden zomaar ontslagen worden.

Slide 20 - Diapositive

Woonomstandigheden:
  • Arbeiders leefden in overvolle wijken met smalle straten.
  • Slechte hygiëne: geen riolering of schoon drinkwater.
  • Besmettelijke ziekten waren veelvoorkomend; arbeiders werden vaak niet ouder dan 50 jaar.

Slide 21 - Diapositive

Maken: 
Maak opdrachten van pagina 59. 

Slide 22 - Diapositive

Nederland als industriële samenleving

Hoofdstuk 2

Slide 23 - Diapositive

Leerdoel
• Je kunt uitleggen waarom arbeiders weinig macht hadden.
• Je begrijpt hoe arbeiders probeerden hun situatie te verbeteren.

Slide 24 - Diapositive

Situatie van arbeiders
• Lage lonen en lange werkdagen.
• Slechte woon- en werkomstandigheden.
• Geen invloed op het bestuur of de politiek

Slide 25 - Diapositive

Wie had de macht?
• Alleen rijke mannen mochten stemmen.
• Liberalen wilden zo min mogelijk regels.
• Arbeiders konden niets veranderen.

Slide 26 - Diapositive

Arbeiders komen in actie
• Vakbonden opgericht om samen sterker te staan.
• Stakingen en demonstraties voor betere werkomstandigheden.
• Rond 1900 begonnen vakbonden samen te werken.

Slide 27 - Diapositive

Politieke verandering
• Vakbonden hadden niet genoeg macht.
• Socialisten wilden meer regels en gelijkheid.
• Confessionelen (katholieken en protestanten) richtten ook partijen op.
• Uiteindelijk werd in 1919 algemeen kiesrecht ingevoerd.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive