overdrijving en ironie T3

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
1.Aan het einde van de les kunnen de leerlingen overdrijving en ironie herkennen en begrijpen



Slide 2 - Diapositive

Overdrijving
Overdrijving: de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is. Bijvoorbeeld: Het was een doodsaaie les. Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet wat er letterlijk staat. Bijvoorbeeld:
We moesten eeuwen op de groentesoep wachten.
We moesten erg lang op de groentesoep wachten, maar geen honderden jaren.

Slide 3 - Diapositive

Ironie
Ironie: de schrijver zegt iets op een grappige of een wat spottende manier, waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt. Bijvoorbeeld:
– Geweldig hoor, die twee voor je toets!
– Fijn, al die moddersporen op de schone vloer!
Zelf gebruik je vast ook weleens ironie. Als je wilt dat de ander weet dat je het niet serieus bedoelt, zet je er vaak een emoticon achter.

Slide 4 - Diapositive

Ik word doodmoe van dat gezeur van jou.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 5 - Quiz

Je kletst me de oren van het hoofd.
(tegen iemand die weinig zegt)
A
ironie
B
overdrijving

Slide 6 - Quiz

Het was een doodsaaie film
A
ironie
B
overdrijving

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Was het plaatje ironisch?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Docent tegen leerling die door de les praat, maar nooit een voldoende scoort: 'Jij hoeft vast niet op te letten,hè?'
A
ironie
B
overdrijving

Slide 10 - Quiz

Terwijl het heel hard regent, zegt iemand: 'Wat een lekker weertje is toch.'
A
ironie
B
overdrijving

Slide 11 - Quiz

Docent tegen een leerling die te laat is: 'Je vindt het toch niet erg dat we al begonnen zijn, hè?'
A
ironie
B
overdrijving

Slide 12 - Quiz

Leerling die alle tijd neemt om zijn spullen te pakken. Docent: 'Schiet je beetje op, ik wacht al uren op je.'
A
ironie
B
overdrijving

Slide 13 - Quiz