overdrijving en ironie 3BBL

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Lesdoelen

1.Aan het einde van de les kunnen de leerlingen overdrijving en ironie herkennen en begrijpen

2. Aan het einde van de les kunnen de leerlingen de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen in deze paragraaf uitleggen

Ironie

Ironie: de schrijver zegt iets op een grappige of een wat spottende manier, waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt. Bijvoorbeeld:

– Geweldig hoor, die twee voor je toets!

– Fijn, al die moddersporen op de schone vloer!

Zelf gebruik je vast ook weleens ironie. Als je wilt dat de ander weet dat je het niet serieus bedoelt, zet je er vaak een emoticon achter.

Overdrijving

Overdrijving: de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is. Bijvoorbeeld: Het was een doodsaaie les. Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet wat er letterlijk staat. Bijvoorbeeld:

We moesten eeuwen op de groentesoep wachten.

We moesten erg lang op de groentesoep wachten, maar geen honderden jaren.

Ik word doodmoe van dat gezeur van jou.

1. ironie
2. overdrijving

Het was een doodsaaie film

1. ironie
2. overdrijving

Was het plaatje ironisch?

1. Ja
2. Nee

Je klets met de oren van het hoofd.
(tegen iemand die weinig zegt)

1. ironie
2. overdrijving

Aan het werk

Maak opdracht 1 t/m 8 uit je boek
blz. 174 t/m 179

Na de vakantie 

Gaan we hiermee verder