Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Wat is gedrag?
A
Alles wat een mens doet
B
Alles wat een dier doet
C
Alles wat een mens of dieren doet
D
Het observeren van dieren
Slide 1 - Quiz
Welke twee type prikkels onderscheiden we?
A
Binnen en buiten prikkels
B
Hoge en lage prikkels
C
Ronde en vierkante prikkels
D
Inwendige en uitwendige prikkels
Slide 2 - Quiz
Een lijst met beschrijvingen van de verschillende handelingen van dieren of mensen, noem je een....
A
Ethogram
B
Protocol
C
Etholoog
D
Bioloog
Slide 3 - Quiz
Welke van deze gedragingen is leren door oefenen?
A
Een jong eendje volgt zijn moeder
B
Een welp (jonge leeuw) leert door nadoen jagen
C
Door rijlessen auto leren rijden
D
Een zalm gaat ieder jaar terug naar dezelfde broedgrond
Slide 4 - Quiz
Een zuigreflex bij een jong varkentje is een voorbeeld van...?
A
Aangeleerd gedrag
B
Oefenen
C
Inprenting
D
Aangeboren gedrag
Slide 5 - Quiz
Wat is de FUNCTIE van aangeboren gedrag meestal bij dieren?
A
Het volgen van de moeder
B
Het vergroten van de overlevingskans
C
Zorgen voor voedsel
D
Het bemachtigen van een territorium
Slide 6 - Quiz
Maxime en Zolikha kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.
Hoe wordt tabel 2 genoemd?
A
ethogram
B
practicum
C
protocol
Slide 7 - Quiz
Wat is inprenting
A
leren door straffen en belonen
B
leren in een gevoelige periode
C
leren van soortgenoten
D
leren door trial and error
Slide 8 - Quiz
Hoe heeft de kraai dit geleerd?
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Hoe heeft de kraai dit geleerd?
A
imiteren
B
oefenen
C
inzicht
D
belonen en straffen
Slide 11 - Quiz
Wat is lichaamstaal?
A
Laten zien hoe je je voelt zonder ook maar 1 woord te zeggen
B
Laten zien hoe je je voelt door veel te praten
C
Taal dat alleen je lichaam spreekt
D
Taal dat je niet kan uitleggen met woorden
Slide 12 - Quiz
Als je iemand iets duidelijk maakt met behulp van woorden, dan noem je dat.....?
A
Verbale comunicatie
B
Non-verbale comunicatie
Slide 13 - Quiz
Hoe noem je een boodschap die bestemd is voor soortgenoten?
Slide 14 - Question ouverte
Ga nu aan de slag...
Nog goed 4.1 t/m 4.3 lezen
4.3 in zijn geheel afronden + leren voor de toets maandag!