Grammatica

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

Grammatica

Woordsoorten

Hoe zat het ook al weer?
Werkwoord = lopen
Lidwoord = de, het, een
Zelfst. nmw = mensen, dieren, dingen
Bijv. nmw. = mooie, lange, leuke
Voorzetsel = aan, in, op, voor
Persoonlijk vnw. = ik, wij, jullie
Aanwijzend vnmw. = die, dat, deze
Bezittelijk vnw. = mijn, jouw, zijn
Voegwoord = en, maar, omdat, want

Loop je even naar de supermarkt
je =

1. Bezittelijk voornaamwoord
2. Persoonlijk voornaamwoord

Je nieuwe schoenen komen uit de supermarkt, toch?
Je =

1. Bezittelijk voornaamwoord
2. Persoonlijk voornaamwoord

Geef ons tasje eens terug!
ons =

1. Persoonlijk voornaamwoord
2. Bezittelijk voornaamwoord

Geef ons dat groene tasje eens terug!
ons =

1. Persoonlijk voornaamwoord
2. Bezittelijk voornaamwoord

Je zus huilt een beetje.
je =

1. Persoonlijk voornaamwoord
2. Bezittelijk voornaamwoord

Je moest best wel huilen toch?
je =

1. Persoonlijk voornaamwoord
2. Bezittelijk voornaamwoord

Ons zusje gaf een kusje.
ons =

1. Persoonlijk voornaamwoord
2. Bezittelijk voornaamwoord

werkwoord

lidwoord

zelfstandig nmw

bijvoeglijk naamwoord

voorzetsel

persoonlijk voornaamwoord

aanwijzend voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

voegwoord

Het

nieuwe

jonge

talent

maakte

dat

fantastische

doelpunt

voor

zijn

club

Zelfstandig werken

Maak blz. 10+11 (opdracht H en J mag je overslaan)
Klaar? Maak blz. 8+9 (opdracht G mag je overslaan)
Klaar? Spellingsmol (12*) en werkwoordpaard (18*)
Klaar? Weektaak
Klaar? Grammaticaklussers (3*)
Klaar? TaalBlobs

Klaar? De rekenvragen van de inloop vanochtend
Klaar? Gynzy bundel

Klaar? Gynzy spelletjes of tafels oefenen