Memo schrijven + quiz aan elkaar of los, samengestelde woorden

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
diploma-uitreiking
B
diploma uitreiking
C
diplomauitreiking

Slide 2 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
café-eigenaar
B
caféeigenaar
C
café eigenaar

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
roc-leerling
B
roc leerling
C
rocleerling

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
stage-werkboek
B
stage werkboek
C
stagewerkboek

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
auto-alarm
B
autoalarm
C
auto alarm

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
radio-omroep
B
radioomroep
C
radio omroep

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
vanille ijs
B
vanille-ijs
C
vanilleijs

Slide 8 - Quiz

Welke samenstelling is goed gespeld?
A
zonnenbril
B
beukennootje
C
ladenkast
D
roggenbrood

Slide 9 - Quiz

Met of zonder tussen 'n'?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 10 - Quiz

Je schrijft een tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en
A
fout
B
goed

Slide 11 - Quiz

Waarom schrijf je maneschijn zonder tussen -n?
A
Je hebt er maar 1 van
B
Het eerste woord heeft een sterke betekenis
C
Het woord kan op -en en op -s eindigen
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen

Slide 12 - Quiz

Waarom schrijf je horlogemaker zonder tussen n?
A
Je hebt er maar 1 van
B
Het eerste woord heeft een sterke betekenis
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s
D
Dit woord heeft twee meervouden

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
allergiën
B
allergieën

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Orchideeën
B
Orchideën

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Bacteriën
B
Bacterieën

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Wat is een memo?
kort briefje
vaak informeler (interne communicatie)
korte boodschap 
gangbare afkortingen zijn bekend
alleen de belangrijkste informatie

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Memo schrijven
  • Valkuilen memo:
  • In steno: (afge)korte zinnen (niet doen dus)
  • Info vergeten
  • Irrelevante info geven

Slide 20 - Diapositive

Opdracht: memo schrijven
Je zit in de personeelscommissie voor het jaarlijkse uitstapje. Jullie hebben een dagevenement georganiseerd op vrijdag over drie weken. De dag is bedoeld voor de werknemers; zij kunnen zich opgeven via de website van jullie bedrijf. De deelname is gratis. Jij hebt de taak op je genomen een memo te schrijven dat op het prikbord bij de frontoffice van het bedrijf komt te hangen. Je nodigt de mensen uit zich voor het eind van de week in te schrijven via de bedrijfssite.
Schrijf de memo voor het prikbord.

- de datum met begin- en eindtijden;
- hoe het vervoer geregeld is;
- de naam van de site (die verzin je zelf);
- voor welke activiteiten collega’s zich kunnen opgeven
- voor welke datum je collega's zich moeten opgeven;
- als laatste nog een enthousiaste oproep.

Schrijf enthousiast, zodat de lezer zich aangesproken voelt.

Slide 21 - Diapositive

Wil je .... bewust maken wat het gevolg kan zijn.
A
er van
B
ervan

Slide 22 - Quiz

..... werd ik erg onzeker.
A
Daar door
B
Daardoor

Slide 23 - Quiz

....kon ik enkel ja antwoorden.
A
Hierop
B
Hier op

Slide 24 - Quiz

Regel
er
hier
daar
waar 
+ voorzetsel
=altijd aan elkaar!
VOORBEELDEN: erop - hierdoor - daarvan - waarin

Slide 25 - Diapositive

Dit zorgde .... dat ik slaagde.
A
er voor
B
ervoor

Slide 26 - Quiz

Ik ging niet akkoord,..... mijn klasgenoot zei dat ik dan pech had.
A
waarop
B
waarop

Slide 27 - Quiz

Samengestelde werkwoorden
doorbrengen
gebruikmaken
dichtdoen
bekendmaken
opendoen
terechtkomen
wijsmaken

Slide 28 - Diapositive

Aan elkaar of niet? Andere betekenis
Weleens: ooit, soms, best eens 
Heb je weleens Sangria gedronken?

Wel eens: tegenstelling 
Ik wil best wel eens naar Ibiza.

Slide 29 - Diapositive

Ik wil....nog even zeggen dat ik het er niet mee eens ben.
A
tenslotte
B
ten slotte

Slide 30 - Quiz

Hij is een ......; hij loopt lange afstanden.
A
lange afstandsloper
B
langeafstandsloper

Slide 31 - Quiz

....hij normaal doet, mag hij meedoen.
A
zolang
B
zo lang

Slide 32 - Quiz

Heb jij dat pakje....?
A
open gemaakt
B
opengemaakt

Slide 33 - Quiz

Ben jij de woning.....?
A
binnen getreden
B
binnengetreden

Slide 34 - Quiz

Ik heb het...... .
A
goedgedaan
B
goed gedaan

Slide 35 - Quiz