lesson 3.2 Aanwijzende voornaamwoorden

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Today : lesson 3.2

Previous lesson: NYC  Street Food

Share your slogan!!

Now: lesson 3.2: page  90

Exercises 1 - 9 

1. Grammar: aanwijzen this-that-those-these 

2. Learn how to find your way in a big city like New York 

 Words page 119 

• Exercises 2 & 6 : use the study box for words
• Listening exercises : ONLINE , use earphones !

Listening tip: always listen 2 times!!!

1st: to get an idea what they are talking about

2nd: after reading the questions 

• Grammar: follow explanation for exercise 7

Best story  

Nessie 

 Words page 119 

• Exercises 2 & 6 : use the study box for words
• Listening exercises : ONLINE , use earphones !

Listening tip: always listen 2 times!!!

1st: to get an idea what they are talking about

2nd: after reading the questions 

• Homework: exercises 1 till 9

Evaluation : The listening exercises were:

1. easy peasy (eitje)
2. difficult
3. in between

I prefer to do listening exercises :

1. on my own
2. with help from my teacher

Today : Lesson 3.2 part 2

Recap Grammar " aanwijzende voornaamwoorden"

3.2 Check homework exercises 1 - 9

New grammar: "aangeplakte vraagjes"  met  het werkwoord 

TO BE  

 

Dichtbij

Ver af

This

That

These

Those

E

n

k

e

l

v

o

u

d

M

e

e

r

v

o

u

d

These

Those

This

That

this,that,these,those
I prefer ... shoes here.

1. this
2. that
3. these
4. those

Mmm! ..... ice cream tastes delicious!
Kies het juiste aanwijzende vnw:

1. this
2. that
3. these
4. those

.....dog over there is big

1. this
2. that
3. these
4. those

Who are ..............girls over there?

1. this
2. these
3. that
4. those

Aangeplakte vraagjes met  het werkwoord 'to be'  

Doel : je kunt in een gesprek met behulp van aangeplakte vraagjes controleren of iets wat jij zegt of denkt ook voor de ander geldt. 

het werkwoord   To be 

Hoe werkt het? 

1. Je herhaalt de eerste 2 woorden van de zin in omgekeerde volgorde achter de komma:

He is very clever, isn't he ?

The weather isn't nice, is it ?

Tom and Jane are nice people, aren't  they ?

              +  wordt -    /   - wordt  +

Positief  - Negatief

Vergelijk het met een batterij:

Is het EERSTE deel + ( positief) dan is het TWEEDE  deel -  ( negatief)

Is het EERSTE  deel - ( negatief)  dan is het TWEEDE deel + ( positief)

Look at exercise 10 !                          Let's do 11 together

11a
Those guys are good musicians,
.......?

1. are they ?
2. aren't they?

11b
I'm not the person you're angry with,
..........?

1. am I?
2. aren't I ?

11c
You’re happy to see your family,
..........?

1. are you ?
2. aren't you ?

11d
He’s not in New York this week,
..........?

1. is he?
2. isn't he?

This isn't difficult,
..........?

1. isn't it
2. is it?

Exercises 

Now: exercises 12, 13,  14 

Homework:  Test yourself lesson 3.2   

 

Kijk naar het lesdoel van vandaag.
Heb jij dat lesdoel bereikt?

Wat heb je van mij nodig om de stof nog beter te begrijpen?

extra activity

Teken jezelf en jouw kamer op een apart blaadje 

Leg uit wat er om je heen te zien in

Voorbeeld: this is my desk/these are my shoes