Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
First lesson H4
Slide 1 - Diapositive
Introduction
Anita Visser - a.visser@eemsdeltacollege.nl
Study counselor (decaan) havo
At school: Monday - Thursday
Tutor H4, Head of English Department, I help students who stress about things related to school
Married to Johan, 2 children: Rian (5), Harmen (2)
Slide 2 - Diapositive
3 oktober
Slide 3 - Diapositive
Voorstel tussentoets unit 1 & 2 (woordjes): 10 oktober
Slide 4 - Diapositive
Period 1: Of Course unit 1 & 2
- Vocabulary tested separately 3 October
- Grammar tested in test week 1:
Past Simple versus present perfect
Present simple versus present continuous
Past simple versus past continuous
Past simple versus past perfect
Adjectives & adverbs
comparisons
Irregular verbs
Slide 5 - Diapositive
Reading Test
Practice:
texts from Of Course unit 1 & 2
www.examenkracht.nl
authentic (news) articles
Slide 6 - Diapositive
Of Course
go to the Of Course site through Magister
H4A: klassencode 566418
Slide 7 - Diapositive
www.examenkracht.nl
Code: EGSUT
Slide 8 - Diapositive
Lesson goals
- Checking Vocabulary
- Refreshing your memory: Simple past + present perfect
Slide 9 - Diapositive
Translate: blink
Slide 10 - Question ouverte
on par with
Slide 11 - Question ouverte
Ondernemer
Slide 12 - Question ouverte
Stagiair
Slide 13 - Question ouverte
Grammar: Past Simple
Wat is het?
Het is de verleden tijd. Je gebruikt de past simple als iets in het verleden begonnen is EN geëindigd. Er staat meestal een signaalwoord in, een tijdsbepaling: last week, when, a minute ago etcetera
Hoe ziet ie eruit?
ww + ed of 2e rijtje van de onregelmatige werkwoorden (worden bekend verondersteld)
Je maakt de past simple VRAGEND en ONTKENNEND met DID/DIDN'T, gevolgd door het hele werkwoord
Slide 14 - Diapositive
Past Simple vragend/ontkennend
Vragend:
- Did you know the answer to that question?
- Did John watch watch Cruel Summer yesterday?
Slide 15 - Diapositive
Use the past simple: (walk) They both _____ the dog.
Slide 16 - Question ouverte
Past simple (regular verbs) I ....... the bathroom. (clean)
Slide 17 - Question ouverte
Use the past simple: (arrange) He _____ everything.
Slide 18 - Question ouverte
Maak de zin ontkennend(Past Simple) Shirley (not - to feed) her horse yesterday.
Slide 19 - Question ouverte
Present perfect
Gebruik je als iets in het verleden begonnen is en nog niet is geëindigd (I have talked for about 10 minutes now)
Gebruik je als de nadruk ligt op het resultaat van NU (Watch it: I have just painted that door)
Vorm: has/have + voltooid deelwoord (ww + ed of 3e rijtje onregelmatige werkwoorden
Signaalwoorden: for, yet, never, ever, yet, always, since
(FYNE JAS)
Slide 20 - Diapositive
Present perfect
Nog niet afgelopen, resultaat van belang
has/have + voltooid deelwoord
staat meestal geen tijdsbepaling in
Past simple
Afgelopen
ww + ed/2e rijtje
staat een tijdsbepaling in de zin
Slide 21 - Diapositive
Past Simple or Present Perfect? "Mary won the lottery last year."
A
Simple Past
B
Present Perfect
Slide 22 - Quiz
Translate. Use past simple or present perfect 3. Ik heb hem gisteren niet gezien
Slide 23 - Question ouverte
Past Simple or Present perfect: Last year we ____ (go) to Italy.
Slide 24 - Question ouverte
past simple or present perfect? We ... (go) on a field trip last week.
Slide 25 - Question ouverte
Present Perfect or Past Simple? They ____ (wash) the car. It looks new again.
Slide 26 - Question ouverte
Past Simple or Present perfect: She ___ (see) that film three times already.