BS2: Organen, weefsels en cellen

This is the place to   Bio
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

This is the place to   Bio

Slide 1 - Diapositive

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen versnellen het afbreken van voedingsstoffen
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 2 - Quiz

E= enzym en
V= voedingsstof
Wat is fout bij dit schema van de enzymwerking?
A
Het enzym past precies op de voedingsstof
B
Het enzym breekt in twee
C
De voedingsstof breekt in twee
D
Er is slechts één voedingsstof aanwezig

Slide 3 - Quiz

Hoe zat het ook alweer?
Zet de onderstaande organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot
biosfeer
ecosysteem
levens-
gemeenschap
populatie
organisme
orgaan
weefsel
molecuul
cel

Slide 4 - Question de remorquage

Een dijbeen bestaat uit been, kraakbeen, bloedvaten en zenuwen.
Tot hoeveel weefsels en hoeveel organenstelsels behoort een dijbeen?

A
een weefsel en een organenstelsel
B
een weefsel en vier organenstelsels
C
vier weefsels en een organenstelsel
D
vier weefsels en vier organenstelsels

Slide 5 - Quiz

Is de brug van mieren een voorbeeld van een emergente eigenschap?
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 6 - Quiz

wat is een goed voorbeeld van een emergente eigenschap van populaties?
A
sociale interactie
B
lopen
C
voedsel zoeken
D
vliegen

Slide 7 - Quiz

Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 2: 
Organen, weefsels en cellen

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt orgaanstelsels, organen, weefsels en cellen bij een mens herkennen en de kenmerken en functies ervan beschrijven
  2. Je kunt beschrijven dat groepen cellen in een weefsel, orgaan of orgaanstelsel een gezamenlijke functie uitoefenen
  3. Je kunt bij (delen van) organismen het verband aangeven tussen vorm en functie. 

Slide 9 - Diapositive

Van cel tot orgaanstelsel
We gaan kijken naar het mens als organisme op verschillende organisatieniveaus. Op de verschillende niveaus komen verschillende soorten samenwerkingen (functies) tot stand.

Slide 10 - Diapositive

Oefenen: Welke orgaanstelsels zie je?
Bloedvatenstelsel
1
Ademhalingsstelsel
2
Verteringsstelsel
3
Uitscheidingsstelsel
4
Zenuwwtelsel

5
Welke orgaanstelsels zien je hier?

Slide 11 - Diapositive

Orgaanstelsels

Slide 12 - Diapositive

Orgaanstelsels
Het orgaanstelsel is opgebouwd uit organen die een gezamenlijke functie uitvoeren.

Slide 13 - Diapositive

Weefsels
Dekweefsel
bescherming

Zenuwweefsel
informatie doorgeven

Spierweefsel
Samentrekkingen

Bindweefsel
steun
Weefsels en functies

Slide 14 - Diapositive

Weefsels van mensen
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
= weefsel


Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels.

Slide 15 - Diapositive

Tussencelstof

Slide 16 - Diapositive

Waar zijn botten van gemaakt?
Kalk en lijmstof (collageen)



Been 
veel kalk, weinig lijmstof

Kraakbeen
weinig kalk, veel lijmstof
Kalkstof verwijdert met een zuur
Lijmstof verwijdert met gebruik van warmte
Bot is buigzaam zonder kalk.

Bot is breekbaar zonder lijmstof.

Slide 17 - Diapositive

Vorm en functie
Vorm en functie botten gerelateerd aan levensstijl

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag
Lees BS 2 en vul begrippenlijst aan.
Maak opdr. 22 t/m 32 (HW)
Evt. verder met: opdr. 35 t/m 39

Slide 19 - Diapositive

Meer leren
Biologie met Joost
Biologie met Joost
Biologie met mij
BioVlogWild
Your Biology NL

Slide 20 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Een weefsel is ...
A
.. een groep cellen met een bepaalde bouw en functie
B
.. een groep cellen met een bepaalde functie
C
.. een groep cellen met een bepaalde bouw
D
.. een groep cellen

Slide 23 - Quiz

Je kan weefsels ook een niveau noemen. Tussen welke twee niveaus hoort weefsels dan?
A
DNA en cel
B
cel en orgaanstelsel
C
cel en orgaan
D
Orgaan en orgaanstelsel

Slide 24 - Quiz

Hoeveel weefsels zie je hier?
A
1
B
2
C
3
D
Géén weefsel

Slide 25 - Quiz

Wat voor type weefsel zie je hier?
A
Longen
B
Alvleesklier
C
Nier
D
Huid

Slide 26 - Quiz

Wat voor type weefsel zie je hier?
A
bindweefsel
B
dekweefsel
C
spierweefsel
D
tussencelstof

Slide 27 - Quiz


Wat voor type weefsel zie je hier?
A
Botweefsel
B
Zenuwweefsel
C
Slijmvliesweefsel
D
Spierweefsel

Slide 28 - Quiz

Dit weefsel is afkomstig uit het
A
botstelsel
B
spierstelsel
C
zenuwstelsel

Slide 29 - Quiz

Het weefsel in de afbeelding is:
A
Kraakbeenweefsel
B
Botweefsel

Slide 30 - Quiz

Is de afbeelding een voorbeeld van een plantaardig weefsel?
A
Ja want ik zie dezelfde soorten cellen en ik zie dikke celwanden
B
Nee ik zie verschillende soorten cellen
C
Nee want ik zie wel dezelfde soorten cellen maar geen bladgroenkorrels

Slide 31 - Quiz

Uit wat voor weefsel bestaat een ader?
A
bindweefsel, spierweefsel en dekweefsel
B
bindweefsel en dekweefsel
C
spierweefsel en dekweefsel
D
alleen dekweefsel

Slide 32 - Quiz

Welk weefsel is steviger? En welk weefsel is buigzamer?
A
Kraakbeen is steviger, botten zijn buigzamer
B
Botten zijn steviger en er is geen verschil in buigzaamheid
C
Botten zijn steviger, kraakbeen is buigzamer
D
Kraakbeen is steviger en er is geen verschil in buigzaamheid

Slide 33 - Quiz

Wat is de functie van kalk in het bot?
A
Zorgt voor stevigheid van het botweefsel
B
Zorgt voor buigzaamheid van het botweefsel
C
Zorgt voor de vorm van het botweefsel
D
Zorgt voor het evenwicht

Slide 34 - Quiz

Welke functie heeft lijmstof in bot?
A
Zorgt voor stevigheid
B
Zorgt voor buigzaamheid
C
Zorgt voor vorm
D
Zorgt voor beweging

Slide 35 - Quiz

Leerdoelen
  1. Je kunt orgaanstelsels, organen, weefsels en cellen bij een mens herkennen en de kenmerken en functies ervan beschrijven
  2. Je kunt beschrijven dat groepen cellen in een weefsel, orgaan of orgaanstelsel een gezamenlijke functie uitoefenen
  3. Je kunt bij (delen van) organismen het verband aangeven tussen vorm en functie. 

Slide 36 - Diapositive

Ik beheers de leerdoelen van deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Sondage

Is er iets waar je meer over zou willen leren?

Slide 38 - Question ouverte

Wat vond je lastig/moeilijk?

Slide 39 - Question ouverte