Mercredi le 19 avril (H3c-s16)

Bonjour!
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Bonjour!

Slide 1 - Diapositive

Programme
Unité 6: gram I en II, feuilleton, woorden
- Oefenen met grammaire I via lessonup
- Huiswerk bespreken
- Verder werken aan lire feuilleton
- Apprendre 4

Slide 2 - Diapositive

Verbes en ER, IR et RE
"Je kent de theorie over de ww op RE in verschillende tijden."
-  Kun je voorbeelden van werkwoorden op -RE noemen met de vertaling?
- Hoe vervoeg je de werkwoorden op -RE,  in de présent?
- Hoe vervoeg je de werkwoorden op -RE in de passé composé?
- Hoe vervoeg je de werkwoorden op -RE  in de imparfait?
- Hoe vervoeg je de werkwoorden op -RE in de futur?

Slide 3 - Diapositive

Noem in het Frans een regelmatig werkwoord op -RE.

Slide 4 - Carte mentale

De stam van de werkwoorden op -RE vind je door -RE eraf te halen in de présent tijd.
(vendre - vend).
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Regelmatige werkwoorden 
op RE
Je
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
ENT
ONS
niks
S
EZ
S

Slide 6 - Question de remorquage

werkwoorden op -re in de présent
Tu.............(vendre)
A
vends
B
vende
C
vend
D
vendes

Slide 7 - Quiz

werkwoorden op -re in de présent
Ils .............(perdre)
A
perds
B
perdent
C
perd
D
perdez

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurt er bij werkwoorden op
-re in de passé composé?
A
re wordt i
B
re wordt é
C
er gebeurt niks
D
re wordt u

Slide 9 - Quiz

Welke is het voltooid deelwoord van attendre (ww op -re)
A
attendé
B
attendu
C
attendru
D
attendre

Slide 10 - Quiz

Zij hebben het boek teruggebracht
(rendre, ww op -re)
A
Elles ont rend le livre
B
Elles ont rendu le livre
C
Elles ont rendi le livre
D
Elles ont rendé le livre

Slide 11 - Quiz

Regelmatige ww op -re  imparfait
Je
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
vendions
vendiez
vendaient
vendait
vendais
vendais

Slide 12 - Question de remorquage

Wat gebeurt er met werkwoorden op
-re in de futur?
A
-re verdwijnt
B
-e verdwijnt
C
Niks, je gebruikt gewoon het hele werkwoord
D
Die vervoeg je op een hele andere manier

Slide 13 - Quiz

Verbes en -re
Welke vormen van de future simple
zijn correct ?
A
Je vendrai
B
Nous vendrons
C
Elle vendrai
D
Ils vendront

Slide 14 - Quiz

Grammaire II (p.106)
"Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden toepassen."
Corriger exercices 16A et 16B.
timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

Lire feuilleton (petit livre)
"Je kunt een verhaal uit een serie begrijpen."
Lisez et résumez le feuilleton Unité 5: Qui, quoi, quand, où et comment etc...?
timer
15:00

Slide 16 - Diapositive

Maintenant
"Je leert de woorden van apprendre 4."
- Connectez-vous sur wrts ou quizlet.

Slide 17 - Diapositive

Fin du cours - les objectifs
  • Ik heb de regelmatige ww en de bezittelijke voornaamwoorden begrepen.
  • Ik heb geoefend met de vocabulaire.
  • Ik heb een verhaal begrepen uit een serie.

Les devoirs
Pas de devoirs


  • Zet hw in je agenda.
     
  • Stoelen aanschuiven.

Slide 18 - Diapositive