Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Havo 3
Quiz hoofdstuk 4 & 5
Slide 1 - Diapositive
Rekenopgaven
Houdt je rekenmachine gereed.
Slide 2 - Diapositive
Joris besteedt per maand 50 euro aan games. Dat is 35% meer dan gemiddeld voor zijn leeftijd. Hoeveel geven leeftijdsgenoten gemiddeld uit aan games?
A
€ 17,50
B
€ 37,04
C
€ 32,50
D
€ 67,50
Slide 3 - Quiz
Een winkel verkoopt 200 stuks van een product voor €15 per stuk. Wat is de omzet? Noteer: bv 5000
Slide 4 - Question ouverte
Een bedrijf heeft een omzet van €10.000 en de inkoopwaarde van de verkochte goederen is €6.000. Wat is de brutowinst? Noteer: bv 5000
Slide 5 - Question ouverte
Een bedrijf heeft een brutowinst van €5.000 en bedrijfskosten van €2.000. Wat is de nettowinst? Noteer: bv 5000
Slide 6 - Question ouverte
Een bedrijf heeft een sterk merk en een loyale klantenbasis. Wat is dit in een SWOT-analyse?
A
Sterkte
B
Zwakte
C
Kans
D
Bedreiging
Slide 7 - Quiz
Een bedrijf heeft te maken met een nieuwe concurrent die agressief de markt betreedt. Wat is dit in een SWOT-analyse?
A
Sterkte
B
Zwakte
C
Kans
D
Bedreiging
Slide 8 - Quiz
Een bedrijf ziet een mogelijkheid om een nieuw product te lanceren dat voldoet aan een groeiende vraag in de markt. Wat is dit in een SWOT-analyse?
A
Sterkte
B
Zwakte
C
Kans
D
Bedreiging
Slide 9 - Quiz
Een bedrijf besluit om een nieuw product te lanceren dat innovatieve functies heeft en voldoet aan de behoeften van de consument. Wat is dit in de marketingmix?
A
Product
B
Prijs
C
Plaats
D
Promotie
Slide 10 - Quiz
Een bedrijf kiest ervoor om zijn producten te verkopen via een populaire online winkelplatform om meer klanten te bereiken. Wat is dit in de marketingmix?
A
Product
B
Prijs
C
Plaats
D
Promotie
Slide 11 - Quiz
Een bedrijf besluit om een kortingsactie te starten om de verkoop van een bepaald product te stimuleren. Wat is dit in de marketingmix?
A
Product
B
Prijs
C
Plaats
D
Promotie
Slide 12 - Quiz
Ina krijgt € 5,- per week zakgeld. Hoeveel is dit per maand?
A
€ 20,-
B
€ 21,67
C
€ 60,-
D
juiste antwoord staat er niet tussen?
Slide 13 - Quiz
Wat is geen verschil tussen de balans en resultatenrekening?
A
de grootheden
B
de betreffende periode
C
moet in evenwicht zijn
D
de posten
Slide 14 - Quiz
Wat hoort niet bij de bezittingen?
A
Vreemd vermogen
B
Activa
C
Liquide middelen
D
juiste antwoord staat er niet tussen
Slide 15 - Quiz
Wat toont een balans?
A
De winst en verlies over een bepaalde periode
B
De financiële positie van een bedrijf op een specifiek moment
C
De omzet en kosten van een bedrijf
D
juiste antwoord staat er niet bij
Slide 16 - Quiz
Wat toont een resultatenrekening?
A
De activa en passiva van een bedrijf
B
De financiële positie van een bedrijf op een specifiek moment
C
De winst en verlies over een bepaalde periode
D
juiste antwoord staat er niet tussen.
Slide 17 - Quiz
Welke van de volgende items zou je waarschijnlijk vinden op een balans?
A
Omzet
B
Bedrijfskosten
C
Eigen vermogen
D
Brutowinst
Slide 18 - Quiz
Welke van de volgende items zou je waarschijnlijk vinden op een resultatenrekening?
A
Activa
B
Passiva
C
Eigen vermogen
D
Omzet
Slide 19 - Quiz
Een bedrijf heeft de volgende balansposten:
Activa: €150.000 Passiva: €90.000 Wat is het eigen vermogen van het bedrijf?
A
€ 60.000
B
€ 90.000
C
€ 150.000
D
€ 240.000
Slide 20 - Quiz
Een bedrijf heeft de volgende gegevens op de resultatenrekening: Omzet: €200.000 Kosten van de verkochte goederen: €120.000 Bedrijfskosten: €50.000 Wat is de nettowinst van het bedrijf?
A
€ 30.000
B
€ 50.000
C
€ 80.000
D
€ 120.000
Slide 21 - Quiz
Een bedrijf heeft de volgende balansposten:
Eigen vermogen: €70.000 Passiva: €50.000 Wat zijn de totale activa van het bedrijf?
A
€ 20.000
B
€ 50.000
C
€ 70.000
D
€ 120.000
Slide 22 - Quiz
Een bedrijf heeft de volgende gegevens op de resultatenrekening:
Omzet: €150.000 Inkoopwaarde van de verkochte goederen: €90.000 Wat is de brutowinst van het bedrijf?
A
€ 20.000
B
€ 40.000
C
€ 60.000
D
€ 240.000
Slide 23 - Quiz
Een bedrijf ontvangt een lening van €50.000 van de bank. Welke posten veranderen op de balans?
A
Activa en Eigen Vermogen
B
Activa en Passiva
C
Eigen Vermogen en Passiva
D
Alleen Passiva
Slide 24 - Quiz
Een bedrijf koopt een nieuwe machine voor €30.000 en betaalt contant. Welke posten veranderen op de balans?
A
Activa en Eigen Vermogen
B
Activa en Passiva
C
Eigen Vermogen en Passiva
D
Alleen Passiva
Slide 25 - Quiz
Een bedrijf betaalt €10.000 aan leveranciers voor eerder ontvangen goederen op rekening. Welke posten veranderen op de balans?