12.2 Het zit in de familie

Erfelijkheid
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Erfelijkheid

Slide 1 - Diapositive

Fenotype

Homozygoot

Een "onderdrukt" allel
De allelen voor een bepaalde eigenschap
Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
De waarneembare eigenschap van een organisme
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Recessief allel
Gen
Heterozygoot
AA
aa
Aa

Slide 2 - Question de remorquage

Slide 3 - Diapositive

 Oefenopgave 1

  • Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s (heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben? 

  • Maak nu een kruisingsschema

Slide 4 - Diapositive

Oefenopgave 2
  • Krullend haar (A) is dominant boven stijl haar (a).
  • Wat is de fenotypeverhouding in de F1 bij de kruising: 
  • P: Aa x aa?

  • Werk deze kruising uit met een kruisingstabel en geef het antwoord op de vraag?

Slide 5 - Diapositive

Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant
over wit. Een homozygoot zwart konijn
wordt enkele malen gekruist met een
wit konijn.
Wat is het genotype van de konijntjes
uit de F1?
A
Aa
B
AA
C
aa

Slide 6 - Quiz

Nog eentje dan...
1 bruin heterozygote hengst krijgt nakomelingen met 1 blonde merrie. 

Hoe zien de nakomelingen eruit? Geef ook de verhoudingen in het genotype en fenotype.

Slide 7 - Diapositive

Stambomen

Slide 8 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kan uitleggen hoe aandoeningen overerven.

  • Je kan ook uitleggen hoe je eigenschappen in een stamboom weergeeft.

Slide 9 - Diapositive

Hoe krijg je een erfelijke aandoening?
  • Erfelijke aandoeningen: veroorzaakt door foutjes in de genen. 
  • Monogeen: erfelijke aandoening bepaald door één gen (bv albinisme).
  • Drager: mensen die één recessief allel bij zich dragen en niet ziek zijn. 

Slide 10 - Diapositive

Recessief overervende ziekte 
  • Ziekmakende allel dat niet tot uiting komt bij een heterogeen genenpaar.
  • Als beide ouders heterozygoot zijn voor een eigenschap (bv Aa + Aa)
  • Als de ziekte niet tot uiting komt, noem je het ziekmakende allel 'recessief' (bv 'a').

-> Is dochter ziek, dan is zij 'aa'.  

Slide 11 - Diapositive

Dominant overervende ziekte
  • Als één van de ouders heterozygoot is, andere ouder homozygoot (recessief) is.

  • Kind dat gezond is móet wel 'aa' zijn. Dominant krijg nl altijd hoofdletter. Dus kind dat Aa is, is óók ziek. 

Slide 12 - Diapositive

Iemand die wel het gen voor de zieke hypofosfatase bezit maar zelf niet ziek is, wordt een drager genoemd.

Is Stephanie een drager? En Henry?

A
Alleen Stephanie is een drager.
B
Alleen Henry is een drager.
C
Stephanie en Henry zijn beiden drager.
D
Stephanie en Henry zijn beiden geen drager.

Slide 13 - Quiz

Weinig kleurenblinde meisjes
  • Geslachtsgebonden recessieve overerving: als een aandoening veroorzaakt wordt door een  gen op het X-chromosoom en recessief is. 

  • Vrouw heeft nog een ander X-chromosoom om 'te compenseren', dus mannen met x-chromosomale aandoening komt vaker voor. 
  • Noteren van geslachtsgeb.eigenschap: voorbeeld: XA en Xa. 

Slide 14 - Diapositive

X-chromosomale afwijking -> voorbeeld
  • Voorbeeld: op Y-chromosoom zitten geen allelen voor de eigenschap kleurenblindheid. 

  • - Genotype vader met dominante allel noteer je als XAY. (niet kleurenblind)
  • - Genotype van moeder noteer je als XAXa. (drager)

  • meisje kan alleen kleurenblind zijn als vader kleurenblind is en moeder drager. 

Slide 15 - Diapositive

Stambomen
  • Vierkantjes zijn mannen
  • Cirkels zijn vrouwen
  • Wanneer de cirkel of het vierkant rood is ingekleurd, betekent dit dat het individu een bepaalde eigenschap wél heeft.
  • Een stamboom wordt van boven naar onderen ‘gelezen’.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Genotypen afleiden uit fenotypen in de stamboom
  • 1 Dochter is rood en heeft dus een afwijkend fenotype
  • Wat zegt dit over het genotype van de ouders?
  • Welk genotype moet de dochter hebben?
  • Welke genotypen zouden de andere kinderen kunnen hebben?

Slide 18 - Diapositive

Uitwerking stamboom
  • Dochter heeft als enige een ander fenotype => dat moet wel homozygoot recessief zijn dus aa
  • Ouders moeten wel drager zijn van het recessieve allel =>  de ouders zijn heterozygoot Aa want ze hebben niet het recessieve fenotype
  • Van de andere kinderen weet je alleen zeker dat ze ten minste 1 dominant allel hebben want ze hebben niet het recessieve fenotype

Slide 19 - Diapositive

Zie deze stamboom, kan je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 20 - Quiz

Zie deze stamboom. Allelen worden aangeduidt met de letter B/b
Kan je hieruit afleiden wat het genotype is van nummer 2?
A
Ja, dat is BB
B
Ja, dat is Bb
C
Ja, dat is bb
D
Nee

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Vidéo


Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 23 - Quiz

Wanneer laten ouders een stamboomonderzoek doen?
  • Een stamboom geeft informatie over hoe een eigenschap overerft.

  • Erfelijkheidsvoorlichters gebruiken stambomen om een advies te kunnen geven aan mensen die een erfelijke aandoening in de familie hebben.

Slide 24 - Diapositive

Huiswerk
  • Hoofdstuk 12
  • 12.2 Opdracht 3, 4, 6, 7, 10, 11, 13, 15, 16.

Slide 25 - Diapositive