Percentage vervolg

Periode 4 
24 mei 2024
Percentages en promilages 
Boek Farmaceutisch rekenen H5 en H6 
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
FarMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Periode 4 
24 mei 2024
Percentages en promilages 
Boek Farmaceutisch rekenen H5 en H6 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Je kan uitleggen wat een percentage is. 
Je hebt geoefend met het rekenen met procenten 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Percentage 
  • Een procent is een deel van 100. => 1/100 deel 
  • Honderd is altijd het geheel. Het percentage (= het aantal procenten) is een deel van het geheel (dus van 100).

Procent %  = gedeelte / totaal x 100%

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Procenten en percentages


Boek Farmaceutisch rekenen H5 

1% betekent 1/100 ste deel ofwel:
● 1 % g/g = 1 gram in 100 gram
● 1 % g/v = 1 gram in 100 ml
● 1 % v/v = 1 ml in 100ml
g=gram, v=volume

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Formules voor uitwerken 
conc % m/m =Gedeelte in gram /geheel in gram x100%

conc % m/v =Gedeelte in gram /geheel in ml x100%

conc % v/v =Gedeelte in ml/geheel in ml x100%


Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Formules 
percentage=Gedeelte/geheel x100%

gedeelte=Geheel / 100%* x procent  

geheel =Gedeelte / procent* x 100%


Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld toepassing formules 
A.  Ik doe 5 gram suiker in 50 ml water, wat is de percentage suiker in water?
%=gedeelte/geheelx100 > 5/50x100 = 10%
 
B. Ik heb 10% suiker in 50 ml water, hoeveel gram suiker heb ik?
Gedeelte=geheel/100xpercentage > 50/100x10 = 5 gram suiker 

C. Ik heb 10% , waarbij ik 5 gram suiker heb gebruikt, hoeveel ml heb ik?
geheel = gedeelte/procentx100 = 5/10x100 = 50 ml 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

a. In voorraad is een morfine-injectie met een sterkte van 2 %. Een patiënt krijgt 50 mg. Vraag: hoeveel ml moet er worden toegediend?

Aanpak: In eerste instantie ben je misschien geneigd om te denken dat je een tekort aan gegevens hebt om dit vraagstuk op te lossen. Echter vanuit het %-getal kan worden afgeleid hoeveel mg morfine in 1 ml zit. 
Dit is de sleutel tot de oplossing.
2 % morfineoplossing wil zeggen 2 gram in 100 ml oplossing, ofwel 2.000 mg in 100 ml-oplossing.
De patiënt heeft 50 mg morfine nodig. Dit komt overeen met 2,5 ml 
Formule > gedeelte/geheelx100 
(50 mg : 2.000 mg × 100 ml).

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 met kruistabel 
Verhoudingstabel



Kruistabel 
2000mg
50mg
100ml
100x50/2000=2,5ml
2000mg
1mg
50mg
100 ml
100/2000
100/2000x50

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dus je hebt 3 methodes 
1. Formule toepassen: gedeelte/geheelx100
2. Verhoudingstabel: gegevens in tabel zetten en gelijk maken


3. Kruistabel: gegevens in tabel zetten en berekenen 

geheel 
gedeelte 
100 ml
100/geheel 
100/geheelxgedeelte 
geheel 
gedeelte 
100ml
? 100xgedeelte/geheel 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nakijken opdrachten 
boek farmaceutisch rekenen 5.1 vraag 15 t/m 20

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

15.In voorraad: een morfineoplossing van 5 %. De patiënt moet 15 mg krijgen toegediend. Hoeveel ml moet er worden toegediend?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord 15 
5% morfineoplossing wil zeggen 5 gram in 100 ml oplossing ofwel 5.000 mg in 100 ml oplossing. De patiënt heef 15 mg morfine nodig. Formule: gedeelte/geheelx100 = 15/5000x100=0,3 ml
verhoudingstabel 



Kruistabel 

 

5000mg
1mg
15mg
100ml
100/ 5000
100/5000x15
5000mg
15mg
100ml
100x15/5000=0,3ml

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

16. In voorraad: ampullen atropine HCl van 3 %. De patiënt krijgt 9 mg atropine per injectie. Hoeveel ml moet er worden toegediend

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord 16
3% atropineoplossing wil zeggen 3 gram in 100 ml oplossing ofwel 3.000 mg in 100 ml oplossing. De patiënt heef 9 mg atropine nodig. Dit komt overeen met 0,3 ml 
9/3000x100= 0,3 ml 






3000mg
1mg
9mg
100ml
100/ 3000
100/3000x9
3000mg
9mg
100ml
100x9/3000=0,3ml

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

17.Je moet 200 mg Cisordinol klaarmaken. Een ampul van 2 ml bevat 5 % cisordinol. Hoeveel ml en hoeveel ampullen moeten er worden gemaakt?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord 17
5% cisordinoloplossing betekent 5 gram cisordinol per 100 ml; je hebt 200 mg nodig, dit komt overeen met 4 ml (200 mg: 5.000 mg × 100 ml). Een ampul bevat 2 ml, dus heb je 2 ampullen nodig






5000mg
1mg
200mg
100ml
100/ 5000
100/5000x200=4
5000mg
200mg
100ml
100x200/5000= 4ml = 2 ampullen 

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

18.Een patiënt heeft ernstige pijn. De internist schrijft 0,3 mg Fentanylinjectie voor. Je hebt ampullen van 0,005 % en een ampul bevat 10 ml. Hoeveel milliliter van de ampullenvloeistof heb je nodig?

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord 18
Je hebt 0,3 mg nodig; een ampul bevat 0,005%, dat is 0,005 g oftewel 5mg fentanyl in 100ml . 
0,3/5x100= 6ml







5mg
1mg
0,3mg
100ml
100/ 5
100/5x0,3mg= 6ml
5mg
0,3mg
100ml
100x0,3/5= 6ml 

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

19.In voorraad: Nicomorfineoplossing van 2,5 %. De patiënt krijgt 2,5 ml toegediend. Hoeveel mg krijgt de patiënt toegediend?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord 19
2,5% nicomorfine wil zeggen 2,5 gram nicomorfine in 100 ml ofwel 2.500 mg in 100 ml oplossing; in 2,5 ml zit dan 62,5 mg nicomorfine. Furmule; geheel/100xpercentage 
2500/100x2,5 = 






100ml 
1ml
2,5ml
2500mg
2500/100ml
2500/100x2,5=62,5mg
100ml
2,5ml
2500mg
2500x2,5/100= 62,5 mg

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

20.Mevrouw Birsak heeft veel pijn. Ze krijgt morfine in de dosering van 16 mg morfine 2 % voorgeschreven. Hoeveel milliliter morfine 2 % krijgt mevrouw Birsak?

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord 20
2% morfine wil zeggen 2 gram oftewel 2000 mg morfine in 100 ml, patiënt krijgt 16mg. 
16/2000x100 = 0,8 ml 








2000 mg
1mg
16mg
100ml
100/ 2000
100/2000x16 = 0,8 ml
2000 mg
16 mg
100 ml
100x16/2000 = 0,8 ml 

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Heb je het idee dat je al beter snapt hoe je moet rekenen met procenten?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Nakijken 
Farmaceutisch rekenen
H5.1 vraag 21 en 22 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Formules 
percentage=Gedeelte/geheel x100%

gedeelte=Geheel / 100%* x procent  

geheel =Gedeelte / procent* x 100%


Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

21.In voorraad: 30 ml waterstofperoxide 10 %. Nodig: een 2 % waterstofperoxideoplossing.
a.Hoeveel waterstofperoxideoplossing van 2 % kan gemaakt worden van de voorraad? .Hoeveel water wordt toegevoegd?

Slide 27 - Question ouverte

150 ml oplossing in totaal
120ml water toevoegen 
antwoord 21
30ml bevat 10% peroxide => gedeelte = geheel/100xpercentage =  30/100x10=3g peroxide
dus 2% is 3g hoeveel is dan het totaal = 150 ml, dus je doet 120ml water erbij 



2 g
1
3g
100ml
100/ 2
100/2x3 = 150 ml 
2 g 
3 mg
100 ml
100x3/2 = 150 ml 

Slide 28 - Diapositive

je had 30 ml op voorraad van 10% 
Maar je wil oplossing van 2%
Dan heb je 150 ml nodig 
Dus vul je voorraad fles van 30 ml aan met 120 ml > verdunnen 
22. Bereken
a.In voorraad: waterstofperoxide 5 %. Nodig: 100 ml waterstofperoxide 1 %. Hoeveel waterstofperoxide van 5 % is nodig?

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

antwoord 22 a
100ml van 1% nodig. => 1g peroxide nodig  100/5x1= 20ml nodig van 5% oplossing, aanvullen met 80 ml water, dan krijg je 1 % oplossing 


5 g
1
1g
100ml
100/ 5
100/5x1 = 20ml 
5 g 
1 mg
100 ml
100x1/5 = 20 ml 

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

22. Bereken
b.Nodig: 500 ml Lysoloplossing van 2 %. In voorraad: 300 ml van 5 %. Hoe maak je de gevraagde oplossing?

Slide 31 - Question ouverte

200ml lysol 5% aanvullen tot 500ml met water
antwoord 22 b
500ml van 2% maken=> 500/100x2=10g lysol nodig 




5 g
1
10g
100ml
100/ 5
100/5x10=200ml 

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fijn weekend 

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions