4H - Uitleg 4.2

H4 - Zouten
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H4 - Zouten

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Herhaling (kort)

  • Uitleg 4.2

  • Aan de slag

  • Les afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Herhaling
Wat moet je nu kennen/kunnen:
- Je moet weten wat een zout is en waaruit zouten uit opgebouwd zijn
- Je moet weten de eigenschappen zouten zijn
- Je moet weten waar het romeinse cijfer voor staat in de naam van een zout
- Je moet weten wat triviale/rationele namen zijn en deze kunnen opzoeken met behulp van SD.
- Je moet verhoudingsformules van zouten kunnen opstellen met enkelvoudige en samengestelde ionen (waarbij soms gebruik van haakjes gemaakt moet worden)


Slide 3 - Diapositive

Herhaling
Wat moet je kennen/kunnen aan einde van de les:
- Je moet (met behulp van SD) kunnen bepalen of een zout oplosbaar is in water
- Je moet oplosvergelijkingen kunnen opstellen van zouten, wanneer deze oplossen in water


Slide 4 - Diapositive

Herhaling - Quiz
  • Pak je science data erbij
  • Pak je schrift / leeg blaadje erbij

Slide 5 - Diapositive

Metaal ionen zijn meestal...
A
Positief geladen
B
Negatief geladen
C
Neutraal

Slide 6 - Quiz

Tin(IV)oxide is opgebouwd uit:
A
Sn4+ion+O2ion
B
Ti4+ion+O2ion
C
Sn4+ion+(O2)
D
Ti4+ion+O2

Slide 7 - Quiz

Wat is de verhoudingsformule van natriumsulfide?
A
Na2S
B
NaS2
C
Na2SO4
D
Na(SO4)

Slide 8 - Quiz

Wat is de verhoudingsformule van Magnesiumfosfaat?
A
MgPO4
B
Mg3PO4
C
Mg2(PO4)3
D
Mg3(PO4)2

Slide 9 - Quiz

Wat is de zoutformule voor bariumfosfaat
A
BaSO4
B
Ba(PO4)2
C
3Ba2PO4
D
Ba3(PO4)2

Slide 10 - Quiz

Korte herhaling
Zouten:
  • Combinatie van metaal- en niet-metaal.
  • Wordt gevormd doordat metaalatoom elektron(en) weggeeft aan niet-metaalatoom.
  • Hierdoor worden geladen deeltjes gevormd: ionen.




  • Zout bestaat uit metaalion + nietmetaalion

Slide 11 - Diapositive

Ionen

Slide 12 - Diapositive

Herhaling
Enkelvoudige en samengestelde ionen

Zorg dat je de namen van de meeste ionen kent
-> SO... 
-> Dat scheelt een hoop tijd...

Slide 13 - Diapositive

Herhaling
Verhoudingsformule:
  1. Schrijf de naam van het zout op
  2. Noteer de ionsoorten (met lading) achter elkaar
  3. Maak de + en - lading gelijk / Bepaal de verhouding 
  4. Noteer de verhoudingsformule (lading weg, haakjes indien nodig)

Slide 14 - Diapositive

Uitleg 4.2
Zout oplossen in water 
dan valt het uiteen 
in ionen:


Slide 15 - Diapositive

Stoffen
Uitleg 4.2
Een zout dat oplost splitst zich in de losse ionen

NaCl (s) ->                                    
                                        

Ca(NO3)2 (s) ->                                       

Slide 16 - Diapositive

Stoffen
Uitleg 4.2
Een zout dat oplost splitst zich in de losse ionen

NaCl (s) ->      Na+ (aq)  + Cl- (aq)                                        
                                        

Ca(NO3)2 (s) ->    Ca2+  (aq)  + 2 NO3- (aq)                                         

Slide 17 - Diapositive

Stoffen
Uitleg 4.2
Een zout dat oplost splitst zich in de losse ionen

Maar... niet alle zouten lossen op!!   

SD blz. 106                              

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Wat gebeurt er op microniveau bij het oplossen van een zout?
A
de ionen gaan harder trillen
B
de ionen laten elkaar los en gaan vrij bewegen
C
de ionen gaan in een rooster zitten
D
de zoutkorrels verdwijnen

Slide 20 - Quiz

Welke van de volgende stof(fen) is/zijn goed oplosbaar in water?
A
Magnesiumbromide
B
Bariumsulfaat
C
Kaliumcarbonaat
D
Zinksulfide

Slide 21 - Quiz

Wat is de oplosvergelijking van het oplossen van aluminiumfosfaat
A
Al3+(aq)+PO43(aq)AlPO4(s)
B
AlPO4(s)Al3+(aq)+PO43(aq)
C
Dit zout lost slecht op, dus geen oplosvergelijking
D
AlPO4Al3++PO43

Slide 22 - Quiz

Wat is de oplosvergelijking van het oplossen van zilvernitraat?
A
Ag++ClAgCl
B
AgClAg++Cl2
C
AgCl(s)Ag+(aq)+Cl(aq)
D
Ag+(aq)+Cl(aq)AgCl(s)

Slide 23 - Quiz

Wat vonden jullie van deze werkvorm(en) in de les?

Slide 24 - Question ouverte