2 de wetenschappelijke onderzoeksmethode

Hoe gebruik je de wetenschappelijke onderzoeksmethode?
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieSecundair onderwijs

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoe gebruik je de wetenschappelijke onderzoeksmethode?

Slide 1 - Diapositive

Zet de stappen van de wetenschappelijke onderzoeksmethode in de juiste volgorde.

Slide 2 - Diapositive

Reflectie over het onderzoekt
Werkplan volgen en waarnemen
Hypothese formuleren
Besluit formuleren
Onderzoeksvraag formuleren
Benodigdheden bij elkaar zoeken
Informatie zoeken

Slide 3 - Question de remorquage

De onderzoeksvraag.
Een onderzoek begint steeds met een goede OV.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Slide 6 - Lien

Slide 7 - Diapositive

De hypothese

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Ik denk dat deze struisvogels
A
gaan vechten.
B
een paar gaan vormen.
C
elkaar voorbij zullen lopen.
D
een nest gaan bouwen.

Slide 10 - Quiz

  • Een hypothese is een voorspellend antwoord op de onderzoeksvraag. Je bedenkt het op basis van informatie of vanuit je eigen ervaring en kennis. Het is meer dan een gokje wagen.
  • Bij elke onderzoeksvraag zijn meerdere hypothesen mogelijk. 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Benodigdheden
Je behandelt ze met zorg en plaatst ze na gebruik steeds netjes terug.

Slide 13 - Diapositive

Gebruikt het juiste meettoestel.
  • Let op het meetbereik
  • Let op de nauwkeurigheid van je meettoestel. 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Werkwijze
Neem een kladblad en voer volgend stappenplan uit.
Gebruik volgend kader als basis.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

  • Een werkwijze geeft stapsgewijs weer wat je moet doen. Zorg dat je geen stappen overslaat.
  • Lees de werkwijze volledig voor je aan de slag gaat! 

Slide 19 - Diapositive

Waarneming

Slide 20 - Diapositive

Wie doet hier de meest objectieve waarneming?

Slide 21 - Diapositive

objectief = 
je geeft geen betekenis of mening over wat je waarneemt

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

De vaststelling
  • Hier verwoord je de waarneming. 
  • Je geeft nog geen antwoord op je OV of een verklaring voor wat er gebeurd is.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

het besluit
Dat geeft een duidelijk antwoord op de onderzoeksvraag.

Slide 26 - Diapositive

de reflectie
De reflectie laat je stilstaan bij hoe je het wetenschappelijk onderzoek hebt uitgevoerd.
Wees eerlijk bij deze zelfevaluatie!

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Test jezelf.

Slide 29 - Diapositive

Wat is er mis aan volgende OV?
Een blikje cola light is lichter dan een blikje cola.

Slide 30 - Question ouverte

Wat is er mis aan volgende OV?
Is er water op de maan?

Slide 31 - Question ouverte

Wat is er mis aan deze OV?
Als er 10 kippen in mijn kippenhok zitten en die passeren dagelijks een blaffende hond, leggen zie dan nog genoeg eieren om chocomousse voor vier personen te maken?

Slide 32 - Question ouverte

Wat is er mis aan deze OV?
Beschimmelen boterhammen snel?

Slide 33 - Question ouverte

Je voert een onderzoek uit waarbij je een stukje piepschuim onder water duwt en weer loslaat. Welk is een goede hypothese?
A
Op het piepschuim werkt een opwaartse kracht.
B
Duw het stukje onder water en laat het vervolgens los.
C
Het piepschuim beweegt omhoog en drijft op het water.
D
Als je de piepschuim loslaat, komt het weer omhoog.

Slide 34 - Quiz

Jef zit met zijn vingers op zijn bank te trommelen.
A
objectief
B
interpretatie

Slide 35 - Quiz

Mieke let niet op tijdens de les.
A
objectief
B
interpretatie

Slide 36 - Quiz

Juul is boos en ergert zich.
A
objectief
B
interpretatie

Slide 37 - Quiz

OV: wat zal er gebeuren met een gummybeertje dat een dag in het water ligt?

Slide 38 - Diapositive

OV: Wat zal er gebeuren met een gummybeertje dat een dag in het water ligt?
Wat is een mogelijk besluit?
A
Leg het beertje gedurende 12u in water en vergelijk met een gewoon beertje.
B
Na een dag in het water zwelt een gummybeertje op.
C
Het beertje bevat suiker en gelatine. Gelatine kan goed water opnemen.
D
Ik denk dat het beertje gaat ontploffen.

Slide 39 - Quiz