Eerste les Pleidooi

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Argumenteren is te leren!

Slide 2 - Diapositive

Opdracht 1 schrijven pleidooi
  1. Ga op zoek naar een onderwerp rondom internationaal recht
  2. Maak een mindmap en verzamel zoveel mogelijk informatie over het onderwerp, bijvoorbeeld internet, literatuur, documentaires, interviews.
  3. Gebruik het Kop romp staart model

Slide 3 - Diapositive

Uitvoeren
  1. Kies een pakkende titel
  2. Schrijf een inleiding. Leg de nadruk op het onderwerp
  3. Schrijf de kern
  4. Schrijf tenslotten je conclusie

Slide 4 - Diapositive

Pleidooi
Wat is een pleidooi?
  • Mondeling betoog
  • Niet alleen mening geven, maar ook iets bereiken
  • Nog subjectiever in taal dan betoog

Voorbeelden: rechtbank, Tweede Kamer.

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen pleidooi
  • Je kunt uitleggen wat een standpunt is.
  • Je kent vijf soorten argumenten.

Slide 6 - Diapositive

Standpunt
Je kunt het altijd oneens zijn met een standpunt. 
Maar: een mening wordt pas een standpunt als er argumenten voor gegeven worden.

Slide 7 - Diapositive

Standpunt
Er volgen nu een aantal uitspraken. LET OP DE UITSPRAKEN TUSSEN HAAKJES.
Is het een standpunt? Houd je GELE kaart omhoog.
Is het een argument? Houd je ROZE kaart omhoog.

Slide 8 - Diapositive

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 9 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 10 - Quiz

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 11 - Quiz

Opbouw argumentatie
Structuur:

Standpunt
Argument
want / omdat
dus / daarom

Slide 12 - Diapositive

Soorten argumenten
Ik leg niet alle soorten argumenten in één keer uit - veel te veel!

Nu 5 soorten.

Slide 13 - Diapositive

Gezagsargument
Argument op basis van iemand die gezag heeft.

voorbeeld:
Die nieuwe film van de Hongerspelen moet geweldig zijn (standpunt), want ik las er een hele positieve recensie over in de Volkskrant.

Slide 14 - Diapositive

Moreel argument

Argument is gebaseerd op geloof, ideaal of persoonlijke levensovertuiging.

voorbeeld:
Ik ben tegen verplichte orgaandonatie (standpunt), want ik mag geen organen doneren van mijn geloof.

Slide 15 - Diapositive

Controleerbare feiten of onderzoek

Je gebruikt een feit dat controleerbaar is.

voorbeeld:
Als ik op de scooter rijd, zet ik altijd mijn helm op (standpunt), want voor een boete moet ik zeker acht uur werken.

Slide 16 - Diapositive

Argument op basis van emotie

Een heel persoonlijk argument gebaseerd op gevoelens of intuïtie.
voorbeeld:
De toespraak van de premier was prachtig (standpunt); ik moest er bijna van huilen.

Slide 17 - Diapositive

Argument op basis van ervaring

Je gebruikt iets dat je zelf hebt meegemaakt als argument.
voorbeeld:
Je kunt maar beter niets bij die snackbar kopen (standpunt), want de vorige keer zat er een haar in mijn döner.

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 2 Presenteren
Je gaat nu je pleidooi presenteren in de klas. Je moet dan je argumenten tegenover je medestudenten en docent verdedigen.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Vidéo