Leesvaardigheid: signaalwoorden



1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon



Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Verbanden en signaalwoorden

Slide 9 - Diapositive

Opsomming
Ten eerste, ten tweede, verder, bovendien, ook, tevens, eerst, laatste

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld
bijvoorbeeld, neem nou, zo, onder andere

Slide 11 - Diapositive

doel-middel
met behulp van, daarmee, met, door, waarmee, om...te

Slide 12 - Diapositive

overeenkomst
als, net.....als, even.....als, hetzelfde

Slide 13 - Diapositive

verschil
niet zo.....als, het mooist, het best

Slide 14 - Diapositive

tegenstelling
maar, echter, toch, daar staat tegenover dat, hoewel, daarentegen

Slide 15 - Diapositive

oorzaak-gevolg
daardoor, doordat, zodat, waardoor, door, zodoende

Slide 16 - Diapositive

reden
omdat, want, daarom

Slide 17 - Diapositive

voorwaarde
als, indien, wanneer

Slide 18 - Diapositive

samenvatting/conclusie
kortom, samenvattend, dus

Slide 19 - Diapositive

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 20 - Quiz

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 21 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 22 - Quiz

Ten eerste, ten tweede, verder, ook, ten slotte, om te beginnen, 1, 2, 3, ...
Signaalwoorden horen bij:

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 23 - Quiz

Genoemde zaken worden achter elkaar opgesomd
A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 24 - Quiz

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

A
chronologisch verband
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 25 - Quiz

Wat wist je al?

Slide 26 - Question ouverte

Wat heb je geleerd?

Slide 27 - Question ouverte