C5 les 5 § 5 Persoonlijk en bezittelijk vnw. les 1 2kgt

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Cursus 5

Grammatica 

§ 5 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

les 1

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• Lesboek Nieuw Nederlands
• Leesboek
• Laptop
• Schrift 
• Pen

Lezen in stilte

Wat gaan we doen?

• huiswerk bespreken
• lesdoel 
• instructie
• samen oefenen
• zelfstandig werken
• huiswerk
• evaluatie

Huiswerk nakijken

Maken:

§ 3 opdracht 4 en 5 blz. 206-207

Nieuw lesdoel

• je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

persoonlijk voornaamwoord

	Enkelvoud	Meervoud
Verwijst naar iemand Onderwerp	Ik houd van de ATM. I k, jij, je, u, hij, zij, ze, het	Houden jullie van de ATM? Wij, we, jullie, u, zij, ze
Geen onderwerp	Ik ga samen met hem . Mij, me, jou, je, u, hem, haar, het	Spreken we bij ons af? Ons, jullie, u, hun, hen, ze
Verwijst naar iets	Mag ik die nietmachine even, ik heb hem nodig.	Luke heeft een nieuw kapsel. Ik vind het heel mooi.

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.

bezittelijk voornaamwoord

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

mijn		onze/ons
jouw		jullie
zijn		hun
haar		uw
zijn

Even oefenen

1. pak je laptop
2. open Lessonup
3. voer lescode in
4. voer je naam in 
5. leg je boek open op blz. 210-211

noem zoveel mogelijk pers.voornaamwoorden

en bezittelijk
voornaamwoord

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

1. Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
2. Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
3. Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
4. Plakt twee zinnen aan elkaar

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. Zij
2. Zij, aan
3. hem
4. zij, hem

Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?

1. Ja
2. Nee

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. ik
2. ze
3. Madelon
4. ik / ze

Persoonlijk voornaamwoord

1. hij
2. die
3. welke
4. hem

Persoonlijk voornaamwoord

Geen persoonlijk voornaamwoord

Het boek is van mij

Mijn speelgoed

Hun tassen

Ik schrijf hun een brief

Jouw zus

De hond is van jou

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Ik

Zijn

Haar

Hij

Mijn

Uw

Jij

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Jouw

Jullie

Uw

Wij

Hun

Ik

persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

jullie

me

je

haar

hij

uw

ons

ze

hun

zijn

jouw

hem

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Deze

Hij

Zijn

Dat

Het

Hun

Mijn

Die

Instructie huiswerk

Cursus 5

§ 5 pers.vnw. / bez.vnw.

blz. 210 en 211

opdracht 1 en 2

Zelfstandig werken

Maak:

Cursus 5 §5 opdracht 1 en 2

blz. 210-211

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?

1. Maak je boekenlegger af 

2. Lezen 

Huiswerk

Datum:
donderdag 21 september 

Maken:

§ 5 opdracht 1 en 2

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?

Cursus 5

Grammatica 

§ 5 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

les 2

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• Lesboek Nieuw Nederlands
• Leesboek
• Laptop
• Schrift 
• Pen

Lezen in stilte

Wat gaan we doen?

• huiswerk bespreken
• herhalen lesdoel 
• verlengde instructie (voor wie nodig)
• zelfstandig werken
• huiswerk
• evaluatie

 Huiswerk bespreken

Cursus 5

§ 5 pers.vnw. / bez.vnw.

blz. 210 en 211

opdracht 1-2

Herhalen lesdoel

• je kunt een perssonlijk voornaamwoord herkennen
• je kunt een bezittelijk voornaamwoord herkennen

Instructiefilmpje Nieuw Nederlands!

Werkinstructie

Verlengde instructie

Wil je extra uitleg, hulp bij de opdrachten of aantekeningen in je schrift over dit onderwerp?

Dan kies je voor de verlengde instructie.

Anders --->

Zelfstandig werken

Maak:

Cursus 5 

§5 opdracht 3-4-5-6

blz. 211

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?

1. Maak je boekenlegger af 

2. Lezen 

Huiswerk

Datum:
vrijdag 22 september 
Maken:

Cursus 5

§ 5 opdracht 3-4-5-6

blz. 211

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?