Herhalen spelling - les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Herhalen spelling

Met welke woorden verwijs je bij de- en het-woorden? Geef duidelijk aan welke woorden je bij de-woorden gebruikt en welke bij het-woorden.

Vul het juiste verwijswoord in:

Karima verlangt naar de vakantie, want ... gaat ze in Marokko doorbrengen.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Vul het juiste verwijswoord in:

In dit oude huis wil ik best wonen, maar ... moderne huis daar vind ik niet mooi.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Vul het juiste verwijswoord in:

De coach ... onze club kampioen had gemaakt, ging bij ons op de schouders.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Vul het juiste verwijswoord in:

Weet jij waarom dit tijdschrift, ... al jaren niet bestaat, niet meer zal verschijnen?

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Vul het juiste verwijswoord in:

Voor de Olympische Spelen bouwde China een mooi stadion, ... was prachtig verlicht.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Vul het juiste verwijswoord in:

Joshua kent natuurlijk al die oude modellen van Harley Davidson, maar ... nieuwe model heeft hij nog nooit gezien.

1. deze
2. die
3. dit
4. dat

Voltooid deelwoord

Wat doe je om te achterhalen of je een voltooid deelwoord
met een -t of een -d moet schrijven?

Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

Na de hardlooptraining heb ik mij meteen ... (douchen).

Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

Hylke heeft zijn teen onhandig tegen de tafelpoot ... (stoten).

Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

Elze heeft de klemmende deur ... (bijschaven).

Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

Naomi heeft lang ... (twijfelen) over haar profielkeuze.

Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in:

De bakkerij wordt ... (uitbreiden) met een gezellige koffiehoek.

De verleden tijd van ...

... zwakke werkwoorden

&

... sterke werkwoorden

Leg in eigen woorden uit wat zwakke en sterke werkwoorden zijn.

Zwakke werkwoorden

Leg in eigen woorden uit hoe de regel van 't ex-kofschip/'t ex-fokschaap werkt.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

De snoepjes ... (kleven) aan mijn kiezen.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Tijdens de aardrijkskundeles ... (dromen) Cindy over de vakantie.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Dit T-shirt ... (kosten) maar een tientje in de uitverkoop.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

De mensen in de wachtkamer ... (doden) de tijd met een spelletje.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Roy ... (verbazen) zich over de uitslag van Sparta-Vitesse.

Sterke werkwoorden

Veel sterke werkwoorden eindigen op -en, maar wat doe je als een sterk werkwoord op een -d of een -t eindigt?

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Vanmorgen ... (worden) bij ons een pakketje voor de buren bezorgd.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Twee enthousiaste gidsen ... (laten) ons Kopenhagen zien.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

De verslaggever ... (beschrijven) de situatie na de overstroming.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Mijn ouders ... (rijden) zo snel mogelijk naar huis.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Gisteren ... (mogen) Gino en Kaya de pony's kammen.

Alles door elkaar

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

De overtoch naar Ameland ... (kosten) 15 euro.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Omar en Bas ... (genieten) van de vakantie in Denemarken.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

... (hebben) jij de vliegtickets gisteren al ... (bestellen)?

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

De groep toeristen ... (worden) ... (verrassen) door het onweer.

Vul de juiste vorm van persoonsvorm in de verleden tijd in:

Volgens mij ... (geloven) de douanier ons niet.