Soorten snelheid - Eenparige snelheid

Soorten snelheid 
De snelheid van een bewegend voorwerp is vrijwel nooit constant. Als een brommer optrekt (versnelling) neemt de snelheid toe. Bij het afremmen (vertraging) neemt de snelheid af.

Tussen 0 en 5 sec zie je een eenparige versnelling
Tussen 5 en 15 sec zie je een eenparige beweging
Tussen 15 en 25 sec zie je een eenparige vertraging
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Soorten snelheid 
De snelheid van een bewegend voorwerp is vrijwel nooit constant. Als een brommer optrekt (versnelling) neemt de snelheid toe. Bij het afremmen (vertraging) neemt de snelheid af.

Tussen 0 en 5 sec zie je een eenparige versnelling
Tussen 5 en 15 sec zie je een eenparige beweging
Tussen 15 en 25 sec zie je een eenparige vertraging

Slide 1 - Diapositive

Soorten snelheid 
Een eenparige versnelling betekent dat de snelheid gelijkmatig toeneemt;
Een eenparige beweging betekent dat de snelheid constant is;
Een eenparige vertraging betekent dat de snelheid gelijkmatig afneemt.

Slide 2 - Diapositive

Snelheid (v) en afstand (s)
De snelheid (v) van een voorwerp wordt weergegeven in km/uur of m/s.
Het omrekenen van km/uur naar m/s  wordt als volgt gedaan:
Dus 50 km/u = 50 :3,6 = 13,9 m/s (meter per seconde)
Dus 72 km/u = 72 : 3,6 = 20 m/s

Omgekeerd is: 10 m/s = 10 x 3,6 = 36 km/u!

Ezelsbruggetje                         km/uur is altijd een groter getal dan m/s!

Slide 3 - Diapositive

Snelheid (v) en afstand (s)
De afgelegde weg of afstand (s) van een voorwerp wordt weergegeven in kilometer (km) of meter (m).
Het omrekenen van km naar m wordt als volgt gedaan:
Dus 4 km = 4 x 1000 = 4000 m
Dus 2,7 km = 2,7 x 1000 = 2700 m

Omgekeerd is: 10.500 m = 10.500 :1000 = 10,5 km!
Ezelsbruggetje                         km is altijd een groter getal dan m!

Slide 4 - Diapositive

Snelheid (v) en afstand (s)
Als je de afgelegde weg weet van bijvoorbeeld een auto, dan kun je met behulp van de volgende regel de gemiddelde snelheid uitrekenen:

Een auto heeft in 3 uur tijd een afstand
afgelegd van 270 km. Wat is dan zijn 
(gemiddelde) snelheid?

v = s : t = 270 km : 3 uur = 90 km/uur!




Slide 5 - Diapositive

Eenparige beweging
Een eenparige beweging betekent dat de snelheid constant is;
In het snelheid-tijd diagram (v-t) zie je dan een horizontale lijn want de snelheid blijft gelijk (constant). Hier geldt dus: v(gem) = s : t
In het afstand-tijd diagram (s-t)
zie je dat de afstand gelijkmatig
toeneemt want iedere seconde,
minuut of uur neemt de afstand
met hetzelfde toe.

Slide 6 - Diapositive

Toetsvragen
Er volgen nu een aantal vragen over de presentatie. Zorg ervoor dat je een rekenmachine bij de hand hebt want je moet ook rekenen!

Slide 7 - Diapositive

Hoe heet de beweging waarin de snelheid steeds hetzelfde blijft?
A
Een versnelde beweging
B
Een vertraagde beweging
C
Een eenparige beweging

Slide 8 - Quiz

Bij een vertraagde beweging neemt de snelheid iedere seconde met dezelfde snelheid toe.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

De snelheid van een voorwerp geven we aan met de letter 's'.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

De afgelegde weg van een voorwerp geven we aan met de letter 's'.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Een auto rijdt met een snelheid van 90 km/uur. Hoe groot is dan zijn snelheid in m/s (meter per seconde)?
A
90 m/s
B
25 m/s
C
324 m/s
D
3,6 m/s

Slide 12 - Quiz

Een auto rijdt met een snelheid van 40 m/s. Hoe groot is zijn snelheid dan in km/uur (kilometer per uur)?
A
40 km/uur
B
11,1 km/uur
C
144 km/uur
D
3,6 km/uur

Slide 13 - Quiz

Hiernaast zie je een grafiek van een
fiets die met een constante snelheid
rijdt. Hoe groot is zijn snelheid in km/uur?
A
2,5 km/uur
B
9 km/uur
C
45 km/uur
D
3,6 km/uur

Slide 14 - Quiz

Hiernaast zie je een grafiek van een
fiets die met een constante snelheid
rijdt. Hoe groot is de afstand die de
fietser na 6 seconden heeft afgelegd?
A
2,5 meter
B
3,6 meter
C
6 meter
D
15 meter

Slide 15 - Quiz

Hiernaast zie je een grafiek van een
fiets die met een constante snelheid
rijdt. Hoe groot is de gemiddelde snelheid
van de fietser in die 10 seconden?
A
0,6 m/s
B
3,6 m/s
C
6 m/s
D
60 m/s

Slide 16 - Quiz

Gemiddelde snelheid
Maak nu in de Learning Portal de opdrachten:
  • gemiddelde snelheid

Als je de opdracht goed hebt afgerond en je kunt uitleggen hoe je dfe gemiddelde snelheid kan berekenen en kun je km/uur omrekenen naar m/s en omgekeerd.

Slide 17 - Diapositive